Beëindiging slapende dienstverbanden

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De kantonrechter Limburg heeft prejudiciële vragen voorgelegd aan de Hoge Raad over de beëindiging van slapende dienstverbanden. Wanneer een werknemer na twee jaar wegens arbeidsongeschiktheid niet te hebben gewerkt recht krijgt op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, eindigt het dienstverband niet. Door de invoering van de transitievergoeding is er voor werkgevers een belemmering gekomen om een slapend dienstverband te beëindigen. Wanneer de werknemer zelf het slapende dienstverband opzegt, heeft hij geen recht op een transitievergoeding. Vanaf 1 april 2020 kunnen werkgevers een verzoek indienen bij het UWV tot vergoeding van de transitievergoeding die zij hebben betaald bij de beëindiging van een slapend dienstverband.

In het arrest Stoof/Mammoet uit 2008 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een werknemer verplicht kan zijn om een voorstel van de werkgever tot wijziging van de arbeidsovereenkomst te aanvaarden in verband met gewijzigde omstandigheden op het werk. Een van de vragen is nu of dit arrest ook geldt in de spiegelbeeldige situatie waarin de werknemer in verband met gewijzigde omstandigheden een wijzigingsvoorstel doet aan de werkgever. Wanneer deze vraag bevestigend beantwoord wordt, is de vraag of het ook kan gaan om een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. De vervolgvraag is of de combinatie van langdurige arbeidsongeschiktheid en de verwachting dat binnen 26 weken geen herstel zal optreden een gewijzigde omstandigheid opleveren, die voor de werknemer aanleiding kan zijn om een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te doen, welk voorstel de werkgever moet accepteren.
De laatste vraag die de kantonrechter in dit verband heeft voorgelegd aan de Hoge Raad is of de werkgever dan een transitievergoeding moet betalen ter hoogte van het bedrag dat hij kan claimen bij het UWV.

Inspectie SZW controleert op aanwezigheid RI&E

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De Arbowet bepaalt dat de werkgever moet zorgen voor de veiligheid en de gezondheid van zijn werknemers en verplicht de werkgever om een beleid te voeren dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. De werkgever moet het arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig toetsen aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en zo nodig de op dat beleid gebaseerde maatregelen aanpassen. Onderdeel van het arbeidsomstandighedenbeleid is een inventarisatie en evaluatie van de risico's die voor de werknemers aan de arbeid zijn verbonden. De werkgever moet deze risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) schriftelijk vastleggen. De RI&E moet naast een beschrijving van de gevaren ook de risicobeperkende maatregelen bevatten die werkgever neemt. De RI&E is een dynamisch geheel, dat wil zeggen dat deze wordt aangepast zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of werkomstandigheden daartoe aanleiding geven.

RI&E

Voor het opstellen van de RI&E zijn instrumenten ontwikkeld door brancheorganisaties. Deze zijn afgestemd op veel voorkomende risico’s in de betreffende branche. Als alternatief kan gebruik gemaakt worden van het algemene MKB RI&E-instrument. Werkgevers die voor in totaal niet meer dan 40 uur per week arbeid laten verrichten kunnen gebruik maken van een verkorte versie van de RI&E, de checklist gezondheidsrisico’s. De werkgever moet de RI&E laten toetsen door een gecertificeerde persoon of arbodienst. De verplichte toetsing geldt niet voor de werkgever die niet meer dan 25 werknemers in dienst heeft, mits hij gebruik gemaakt heeft van een goedgekeurd RI&E-instrument.

Controle

De Inspectie SZW controleert op naleving van de Arbowetgeving. Onderdeel van die controle is de aanwezigheid van een RI&E met het bijbehorende plan van aanpak. Het ontbreken daarvan of het niet op orde hebben van de RI&E is een overtreding die kan worden beboet. De hoogte van de boete is afhankelijk van de grootte van het bedrijf. Het normbedrag voor het ontbreken van een RI&E is € 3.000. De op te leggen boete is een percentage van het normbedrag. Dat begint bij 10% voor werkgever met 1 tot 4 werknemers en loopt op tot 100% bij 500 of meer werknemers.

Auto van de zaak als arbeidsvoorwaarde

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Volgens het Burgerlijk Wetboek mag een werkgever met een beroep op een tussen partijen geldend schriftelijk beding een arbeidsvoorwaarde van een werknemer eenzijdig wijzigen. De werkgever moet bij de wijziging van de arbeidsvoorwaarde een zwaarwegend belang hebben.

Een werkgever kende voor zijn werknemers een autoregeling. Criteria voor toekenning van een auto van de zaak waren een jaarlijks aantal zakelijke kilometers van ten minste 10.000 of een koppeling aan het functieniveau. Het niet meer voldoen aan de criteria was volgens de regeling aanleiding om deelname aan de regeling te beëindigen. De werkgever wilde de deelname aan de autoregeling van een werknemer beëindigen omdat hij in de twee voorgaande jaren minder dan 10.000 zakelijke kilometers had gereden. De werknemer mocht de auto na de kennisgeving nog enkele maanden gebruiken. De werkgever bood de werknemer ter compensatie een financiële vergoeding aan. De werknemer meende dat sprake was van een arbeidsvoorwaarde die de werkgever niet mocht beëindigen. Volgens de werkgever was de verstrekking van een auto geen arbeidsvoorwaarde.

De kantonrechter deelde de opvatting van de werknemer dat de verstrekking van een auto moet worden gezien als een arbeidsvoorwaarde. De werknemer had vanaf 2004 een auto van de werkgever ter beschikking, die hij ook privé mocht gebruiken. De brandstof voor het privégebruik werd door de werkgever betaald. Volgens de kantonrechter moet een dergelijk voordeel vanwege de aard en de duur worden aangemerkt als een arbeidsvoorwaarde.

Het in de autoregeling opgenomen beding gold als een eenzijdig wijzigingsbeding. De werkgever had, gezien de kosten van de auto, een voldoende zwaarwegend belang bij de beëindiging van de terbeschikkingstelling van de auto aan de werknemer. Wel moest de werkgever toestaan dat de werknemer de auto nog enkele maanden mag gebruiken en hem gedurende een zekere periode compenseren voor een deel van het optredende nadeel.

Transitievergoeding verschuldigd ondanks financiële problemen werkgever

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

In het Burgerlijk Wetboek staat dat een tussen partijen geldende regel niet van toepassing is als dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechter moet met een beroep op de redelijkheid en billijkheid terughoudend omgaan, zeker als het gaat om een regel van dwingend recht. Als in de wettelijke regel al een afweging van belangen is gemaakt door de wetgever, dan heeft een beroep op de redelijkheid en billijkheid alleen in uitzonderlijke gevallen kans van slagen.

Bij de regeling van de transitievergoeding heeft de wetgever een afweging van belangen gemaakt. Zo is de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd als hij failliet is verklaard, aan hem surseance van betaling is verleend of onder de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen valt. De transitievergoeding kan in termijnen worden betaald als betaling ineens tot onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van de werkgever leidt.

Een werkgever wilde met een beroep op de redelijkheid en billijkheid de aan een ontslagen werknemer verschuldigde transitievergoeding niet betalen. Het beroep was gebaseerd op financiële problemen van de werkgever. Die problemen waren aanleiding voor het ontslag. Volgens de kantonrechter zijn financiële problemen niet heel uitzonderlijk. Wel honoreerde de kantonrechter het verzoek om betaling in zes termijnen. De kantonrechter vond dat de werkgever voldoende had aangetoond dat betaling ineens van de transitievergoeding tot problemen zou leiden.

Transitievergoeding bij einde dienstverband

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Bij de beëindiging van een dienstbetrekking, die twee jaar of langer heeft geduurd, op initiatief van de werkgever heeft de werknemer recht op een transitievergoeding. De werkgever hoeft geen transitievergoeding te betalen als er een gelijkwaardige voorziening is getroffen, bijvoorbeeld in een cao. De werkgever hoeft eveneens geen transitievergoeding te betalen wanneer de dienstbetrekking eindigt in verband met het bereiken van een wettelijk bepaalde of onderling overeengekomen leeftijd.


De gemeente Den Haag wilde de in het kader van de vroegere Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) gesloten arbeidsovereenkomsten beëindigen per 1 juli 2012. Voor WIW-werknemers ouder dan 55 jaar kwam er een doorwerkregeling, waardoor zij in dienst van de gemeente konden blijven tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin zij 62 jaar zouden worden. Bij de beëindiging van de dienstbetrekking van een WIW-werknemer die gebruik had gemaakt van de doorwerkregeling claimde de werknemer betaling van de transitievergoeding. De kantonrechter wees het verzoek af omdat hij het leeftijdsontslag van de groep WIW-werknemers op één lijn stelde met ontslag op de overeengekomen leeftijd.


In hoger beroep oordeelde Hof Den Haag anders. Volgens de wetshistorie is met de overeengekomen leeftijd, waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, de AOW-gerechtigde leeftijd of een hogere of lagere overeengekomen pensioengerechtigde leeftijd bedoeld. Bij het bereiken van deze leeftijd is een werknemer voor het voorzien in zijn levensonderhoud niet langer aangewezen op het verrichten van arbeid. De transitievergoeding is een vorm van compensatie voor werknemers die voor hun levensonderhoud op het verrichten van arbeid zijn aangewezen. Een andere overeengekomen leeftijd dan de pensioen- of AOW-gerechtigde leeftijd waarop de dienstbetrekking eindigt is geen reden om geen transitievergoeding te hoeven betalen.

Concurrentiebeding en arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

In een procedure in kort geding vroeg een ex-werknemer schorsing van het met zijn vorige werkgever overeengekomen relatie- en concurrentiebeding. De arbeidsovereenkomst tussen partijen was aangegaan voor bepaalde tijd. De kantonrechter heeft de bedingen geschorst totdat in een bodemprocedure over de rechtsgeldigheid ervan een einduitspraak zal zijn gedaan. In een kort geding is geen ruimte voor een uitgebreid feitenonderzoek. Dat vindt plaats in de bodemprocedure. Het hof heeft dit vonnis bekrachtigd. De werkgever heeft tegen de uitspraak van het hof cassatie aangetekend. In een conclusie gaat de Advocaat-generaal (A-G) bij de Hoge Raad in op de rechtsgeldigheid van concurrentie- en relatiebedingen in een tijdelijke arbeidsovereenkomst.

In een arbeidsovereenkomst kan een beding worden opgenomen dat de werknemer verbiedt om na het einde van de arbeidsovereenkomst voor kortere of langere tijd “op een bepaalde wijze werkzaam te zijn”. Zowel een concurrentiebeding als een relatiebeding valt onder deze wetsbepaling. Deze bedingen moeten schriftelijk zijn vastgelegd en mogen alleen met een meerderjarige werknemer worden overeengekomen. In een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is een dergelijk beding alleen toegestaan als uit de schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. De werkgever moet aangeven om welke belangen het gaat. Het ontbreken van een motivering maakt het beding ongeldig. De rechter heeft de mogelijkheid om een beding geheel of gedeeltelijk te vernietigen wanneer het beding niet noodzakelijk is vanwege zwaarwegende belangen van de werkgever of wanneer de belangenafweging in het nadeel van de werkgever uitvalt.

De A-G zegt in de conclusie dat in de wet en de wetshistorie geen steun is te vinden voor het standpunt van de werkgever dat een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geldig is zodra er ‘enige’ motivering is opgenomen, tenzij deze volstrekt onzinnig is.

Discriminatie sollicitante

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De Algemene wet gelijke behandeling verbiedt ongelijke behandeling op basis van onder meer ras en afkomst, geslacht en zwangerschap. Bescherming op grond van deze wet kan worden ingeroepen bij discriminatie op het terrein van arbeid. Niet alleen werknemers kunnen hierop een beroep doen, maar ook sollicitanten, vrijwilligers en uitzendkrachten. Wanneer een werkgever of een beoogd werkgever zich aan een verboden vorm van ongelijke behandeling schuldig maakt, kan de wederpartij schadevergoeding eisen.

Nadat een sollicitante tijdens het tweede gesprek had aangegeven dat zij zwanger was, werd haar geen arbeidsovereenkomst aangeboden. Uit een door de sollicitante opgenomen telefoongesprek met de beoogde werkgever werd duidelijk dat de zwangerschap de reden was om geen arbeidsovereenkomst aan te willen gaan. Dat is een vorm van verboden ongelijke behandeling op basis van geslacht. Het verweer van de beoogde werkgever dat de sollicitante was geweigerd omdat zij niet geschikt was voor de functie werd door de kantonrechter afgewezen. Vanwege toerekenbaar onrechtmatig handelen moest de beoogde werkgever de door de sollicitante geleden schade vergoeden.

Vervolgens diende de kantonrechter de vraag te beantwoorden welke schade het gevolg was van het feit dat vanwege de zwangerschap geen dienstbetrekking was aangeboden aan de sollicitante. De kantonrechter bepaalde de hoogte van de schade aan de hand van een aantal veronderstellingen omtrent de te verwachten duur en omvang van het dienstverband, indien dat wel zou zijn aangeboden.

De sollicitante veronderstelde dat een arbeidsovereenkomst ten minste twee jaar zou hebben geduurd. Een dergelijke toezegging was niet gedaan en concreet bewijs daarvoor ontbrak. De beoogde werkgever ging uit van een arbeidsovereenkomst voor zes maanden, die daarna hoogstwaarschijnlijk niet zou worden voortgezet vanwege krimp. Voor de functie waarop de sollicitante had gesolliciteerd was een opleiding van ongeveer een half jaar nodig. Daarom vond de kantonrechter een arbeidsduur van een half jaar niet aannemelijk. De kantonrechter bepaalde voor de berekening van het schadebedrag het dienstverband op één jaar. Aangezien de sollicitante tijdens de sollicitatieprocedure had aangegeven dat zij bij voorkeur 32 uur wilde werken nam de kantonrechter dat als uitgangspunt. De kantonrechter berekende de schadevergoeding op een jaarsalaris, vermeerderd met het gemiste bedrag aan werkgeversdeel van de pensioenpremie. De totale vergoeding kwam uit op een bedrag van € 37.000.

De kantonrechter zag geen aanleiding voor vergoeding van immateriële schade.

Einddatum tijdelijk arbeidscontract niet goed gecommuniceerd

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De ketenbepaling houdt in dat aan een werknemer niet meer dan drie elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd mogen worden aangeboden. De totale duur van de opvolgende arbeidsovereenkomsten mag niet langer zijn dan 24 maanden. Bij meer dan drie opvolgende arbeidsovereenkomsten of bij een totale duur van meer dan 24 maanden ontstaat van rechtswege een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werd voor de tweede keer verlengd tot 25 mei 2017. Op die datum eindigde de termijn van 24 maanden die in de ketenbepaling wordt genoemd. In een e-mail werd aan de werknemer meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet nog een keer zou worden verlengd. In deze e-mail werd nogmaals als einddatum vermeld 25 mei 2017. Enkele dagen later volgde een nieuwe e-mail waarin als einddatum van het contract 26 mei 2017 werd vermeld. De werknemer werkte die dag en meende dat het contract daardoor was omgezet in een contract voor onbepaalde tijd. De werknemer vorderde betaling van salaris vanaf 27 mei 2017.

Hof Den Haag wees deze vordering af omdat het de werknemer duidelijk was dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet. In die wetenschap heeft de werknemer afscheid genomen van de collega’s en bij de leidinggevende de kluissleutel en toegangspas ingeleverd. Dat het de werknemer duidelijk was dat de arbeidsovereenkomst niet werd voortgezet blijkt ook uit de aanvraag van een WW-uitkering. Volgens het hof is het beroep van de werknemer op het ontstaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

Door opschortende voorwaarde geen omzetting arbeidsovereenkomst

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Een werkgever deed aan een werkneemster het aanbod van een vast dienstverband na afloop van het lopende tijdelijke dienstverband. Het aanbod was gedaan op voorwaarde van gelijkblijvend functioneren en bij gelijkblijvende omstandigheden. Voordat het tijdelijke dienstverband was verstreken deed zich een aantal incidenten voor waarbij de werkneemster was betrokken.
De werkgever besloot daarom het dienstverband van de werkneemster niet om te zetten in een dienstverband voor onbepaalde tijd. Volgens de werkgever was niet voldaan aan de voorwaarde van gelijkblijvend functioneren van de werkneemster.

Volgens Hof Den Bosch was tussen partijen geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand gekomen. Anders dan de werkneemster meende was geen sprake van een ontbindende voorwaarde, maar van een opschortende voorwaarde van gelijkblijvend functioneren. De werkgever mocht deze voorwaarde stellen zonder in strijd te komen met de eisen van goed werkgeverschap. De brief waarin het aanbod werd gedaan was een standaardbrief. Door eerdere ervaringen had de werkgever ervoor gekozen om de voorwaarde op te nemen, omdat er tussen het aanbod en de ingangsdatum van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde altijd iets kan gebeuren waardoor de werkgever gaat twijfelen over de geschiktheid van een werknemer.

Het hof was van oordeel dat de opschortende voorwaarde was vervuld voordat de arbeidsovereenkomst was ingegaan. Door de incidenten op de werkvloer was geen sprake van gelijkblijvend functioneren en gelijkblijvende omstandigheden.

Wetsvoorstel aanpassing Pensioenwet

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De dekkingsgraad van een pensioenfonds geeft aan in welke mate er bezittingen staan tegenover de verplichtingen van het fonds. De dekkingsgraad bepaalt of een fonds nu en in de toekomst de pensioenen kan uitbetalen. Zolang een pensioenfonds een actuele dekkingsgraad heeft van 100% beschikt het fonds over voldoende middelen om aan zijn verplichtingen te voldoen. De wet schrijft voor dat een pensioenfonds daarboven een buffer van ten minste 4,3% moet aanhouden. De minimale dekkingsgraad is dus 104,3%.

Wanneer de dekkingsgraad van een pensioenfonds vijf jaar onder de 104,3% uitkomt, dan moet het pensioenfonds korten op de uitkeringen van gepensioneerden en op de aanspraken van deelnemers. De aanhoudend lage rente heeft geleid tot een sterke stijging van de contante waarde van de verplichtingen van pensioenfondsen. Door de gestegen verplichtingen is de dekkingsgraad gedaald. In veel gevallen tot onder de vereiste 104,3%. De aanspraken en rechten op pensioenen dreigen daardoor te worden gekort.

Tweede Kamerlid Van Rooijen heeft een wetsvoorstel ingediend om de periode van vijf jaar te verlengen tot zeven jaar. Dat moet pensioenkortingen op korte termijn voorkomen. Het wetsvoorstel past daartoe de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling aan. Uiteraard moet het wetsvoorstel nog door beide Kamers worden aangenomen voordat de aanpassing een feit is.