Tijdstip waardering nalatenschap

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De erfbelasting is een tijdstipbelasting. Dit betekent dat het moment van overlijden bepalend is voor de vaststelling van de waarde van de erfrechtelijke verkrijging. Omstandigheden, die zich voordoen na het moment van overlijden, zoals waardemutaties, zijn niet van belang voor de bepaling van de waarde van de verkrijging.

De waarde van een effectenportefeuille in een nalatenschap was inzet van een procedure over een aanslag erfbelasting. De effectenportefeuille bestond uit een effectenrekening, een vermogensrekening en een effectendepot. De erfgenamen hebben na de ontvangst van de verklaring van erfrecht de bank opdracht gegeven om de effectenportefeuille te liquideren. De opbrengst bij liquidatie van de effectenportefeuille is aan de erfgenamen uitgekeerd. De uitkering bedroeg € 1,26 miljoen. De waarde van de effectenportefeuille op de dag voor de overlijdensdatum van de erflater bedroeg € 1,47 miljoen. De vraag was over welk bedrag de erfbelasting moest worden berekend.

Bij de berekening van de belaste verkrijging is de inspecteur uitgegaan van een waarde van de effectenportefeuille van € 1,47 miljoen. Dat is overeenkomstig de bepalingen van de wet. Volgens de rechtbank is bij de wijze van vaststelling van de waarde van de verkrijging geen sprake van een ongeoorloofde inbreuk op het eigendomsrecht. Met de keuze voor het systeem van de erfbelasting heeft de wetgever de hem toekomende ruime beoordelingsmarge niet overschreden. De heffing van erfbelasting vormt voor de erfgenaam geen individuele en buitensporige last.

Toepassing bedrijfsopvolgingsregeling na eerdere splitsing

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De bedrijfsopvolgingsregeling houdt in dat op verzoek een voorwaardelijke vrijstelling van schenk- of erfbelasting wordt verleend voor de verkrijging van ondernemingsvermogen. Onder ondernemingsvermogen worden ook aanmerkelijkbelangaandelen in een vennootschap verstaan, mits de vennootschap een materiele onderneming drijft. Voor toepassing van de regeling bij schenking moet de schenker de aanmerkelijkbelangaandelen ten minste vijf jaar in bezit hebben gehad. Dat is de directe bezitstermijn. De vennootschap moet ten minste vijf jaar een onderneming hebben gedreven. Dat is de indirecte bezitstermijn. De bedrijfsopvolgingsregeling is van toepassing op de waarde van de materiële onderneming, vermeerderd met de waarde van beleggingsvermogen voor zover dat niet meer bedraagt dan 5% van de waarde van de materiële onderneming.

Een schenker had via een holding-bv een belang van 49% in een andere bv, die twee activiteiten verrichtte. Een andere holding-bv had de overige 51% van de aandelen. In 2011 werd de bv gesplitst en kreeg de schenker een 100%-belang in activiteit 1. De voormalige 51%-aandeelhouder kreeg door de splitsing een 100%-belang in activiteit 2. De schenking van het aanmerkelijk belang vond plaats in 2013. Volgens de rechtbank was op dat moment voor slechts 49% voldaan aan de bezitseis van vijf jaar. Voor de bij de splitsing verkregen 51% van deze activiteit was dat niet het geval. De bedrijfsopvolgingsregeling was naar het oordeel van de rechtbank slechts gedeeltelijk van toepassing.

In hoger beroep oordeelde Hof Den Bosch anders. De bv dreef volgens het hof slechts één onderneming. Het oorspronkelijke 49%-belang is door de splitsing van de activiteiten een 100%-belang geworden in de onderneming, die als zodanig al vijf jaar in die vorm werd gedreven. Volgens het hof is niet relevant of en in hoeverre de schenker voorheen slechts voor een gedeelte een belang had in die onderneming. De omstandigheid, dat het belang van de schenker door de splitsing de gehele onderneming omvatte, staat aan de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling niet in de weg.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van Hof Den Bosch vernietigd. Voor de indirecte bezitstermijn is mede van belang of de aan de vennootschap toegerekende activiteiten van haar dochtermaatschappijen één onderneming vormden en of de schenker bij de splitsing een met haar indirecte aandelenbelang overeenstemmend gedeelte van die activiteiten heeft verkregen. Per onderneming moet worden beoordeeld of de schenker aan de indirecte bezitseis voldoet. Daarom had het hof moeten beoordelen of de inspecteur terecht heeft gesteld dat de dochtermaatschappijen voorafgaande aan de splitsing minimaal twee objectieve ondernemingen dreven. Het hof heeft dat niet gedaan. Hof Arnhem-Leeuwarden moet de zaak nu verder behandelen.

Bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing bij verhuur onderneming

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De Successiewet kent een voorwaardelijke vrijstellingsregeling voor de verkrijging van ondernemingsvermogen. Deze zogeheten bedrijfsopvolgingsregeling geldt zowel voor de erfbelasting als voor de schenkbelasting. Om de vrijstelling van toepassing te laten zijn, moet de verkrijger voldoen aan het voortzettingsvereiste. Dat houdt in dat de verkrijger de onderneming gedurende ten minste vijf jaar voortzet. De regeling geldt onder voorwaarden ook voor aandelen in een rechtspersoon, die een materiële onderneming drijft.

De staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van Hof Den Bosch over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet. De procedure heeft betrekking op de verkrijging in 2014 van alle aandelen in een holding door schenking. Een dochtermaatschappij was eigenaar van een benzinestation, dat werd verhuurd aan een kleindochtervennootschap van de holding. In de loop van 2015 werd de exploitatie van het benzinestation verhuurd aan een derde voor een periode van vijf jaar. Na afloop van de huurperiode is het benzineservicestation verkocht aan de exploitant.

Volgens Hof Den Bosch is voldaan aan het voortzettingsvereiste. De bedrijfsopvolgingsregeling sluit voor wat betreft het voortzettingsvereiste bij het stakings- en vervreemdingsbegrip uit de Wet IB 2001 aan. Voor de inkomstenbelasting leidt de verhuur van een aanvankelijk zelf gedreven onderneming niet tot een staking of een overdracht van die onderneming. Het hof ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat dit voor de bedrijfsopvolgingsregeling anders zou zijn.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Kamervragen verlenging tienjaarstermijn heffing erfbelasting na emigratie

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Nederland kan erfbelasting heffen over de nalatenschap van Nederlanders die zijn geëmigreerd. Aan die heffingsbevoegdheid komt een einde wanneer een Nederlander langer dan tien jaar niet meer in Nederland woont. De tienjaarstermijn is in de wet opgenomen om belastingvlucht te voorkomen. De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen over de tienjaarstermijn beantwoord. De vragenstellers stellen voor om de termijn voor het belasten van een erfenis na emigratie te verlengen. De tienjaarstermijn voldoet volgens de staatssecretaris aan de bedoeling daarvan. Het Hof van Justitie EU heeft in 2006 beslist dat de tienjaarstermijn niet in strijd is met het EU-recht. Bij verlenging van de termijn is niet zeker of dat niet leidt tot strijd met het EU-recht.

Van de EU-lidstaten met een erfbelasting hanteren Frankrijk (zes van de tien laatste jaren), Duitsland (tien jaar) en Ierland (vijf jaar) een termijn die enigszins vergelijkbaar is met de Nederlandse tienjaarstermijn.

Kanttekeningen bij evaluatie bedrijfsopvolgingsregeling

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Werkgeversorganisaties hebben een reactie op de evaluatie van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) naar de Tweede Kamer gestuurd. De conclusie van de evaluatie is dat de BOR doeltreffend, maar niet doelmatig is. De BOR heeft als doel te voorkomen dat belastingheffing een belemmering vormt voor economisch gewenste bedrijfsoverdrachten. De heffing van erf-, schenk- en inkomstenbelasting kan bij de verkrijging van ondernemingsvermogen leiden tot liquiditeitsproblemen, waardoor de continuïteit van ondernemingen in gevaar kan komen. De BOR wordt vaak door familiebedrijven toegepast.

Volgens de evaluatie is de BOR doeltreffend omdat door deze regeling de erf- en schenkbelasting (vrijwel) geen gevaar vormen voor de continuïteit van ondernemingen. De BOR is volgens de evaluatie niet doelmatig, omdat in drie kwart van de gevallen voldoende vrije middelen beschikbaar zijn om belasting te kunnen betalen. Als alternatief voor de BOR wordt in het evaluatierapport een verruimde betalingsregeling voor de verkrijger genoemd.

De werkgeversorganisaties menen dat een betalingsregeling een negatief effect heeft op de financiële positie van de onderneming. De erfgenaam of ontvanger van de schenking van het bedrijfsvermogen zal de schenk- of erfbelasting moeten voldoen uit toekomstige dividenden. De dividendpolitiek van de onderneming wordt daarmee bepaald door de privépositie van de aandeelhouder en niet door de economische positie van de onderneming. Verkoop van een deel van de aandelen is niet altijd mogelijk om liquide middelen te verwerven waarmee de belastingschuld kan worden voldaan.

De evaluatie toont volgens de werkgeversorganisaties aan dat de verschillen ten aanzien van liquiditeit tussen grote en kleine ondernemingen en tussen schenken en vererven zodanig groot zijn, dat geen eensluidende conclusie kan worden getrokken voor alle bedrijven. De BOR kan op een aantal punten verbeterd worden. Daarover willen de organisaties graag met het kabinet in gesprek.

Vijfjaarstermijn samenwonen voor partnervrijstelling erfbelasting

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De Successiewet kent de volgende partnerregeling voor twee ongehuwde personen. Zij dienen gedurende zes maanden voorafgaand aan het overlijden dat aanleiding is tot de heffing van erfbelasting:

  • beiden meerderjarig te zijn;
  • op hetzelfde woonadres te zijn ingeschreven;
  • een in een notarieel samenlevingscontract vastgelegde wederzijdse zorgverplichting te hebben;
  • geen bloedverwanten in de rechte lijn zijn; en
  • niet met een ander aan de voorwaarden voor partnerschap te voldoen.

De voorwaarde van een notarieel samenlevingscontract geldt niet voor personen die tot het tijdstip van het overlijden ten minste vijf jaar onafgebroken op hetzelfde woonadres zijn ingeschreven.

De vraag in een procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden was hoe met deze uitzondering op de voorwaarde van een notarieel samenlevingscontract moet worden omgegaan.

Aan de eis dat de erfgenaam en de erflaatster gedurende ten minste vijf jaar onafgebroken op hetzelfde woonadres waren ingeschreven was voldaan. Toch paste de Belastingdienst de partnervrijstelling voor de erfbelasting niet toe, omdat in de periode van vijf jaar de erflaatster een andere partner had gehad, namelijk haar inmiddels overleden echtgenoot.  

Volgens het hof was na het overlijden van de echtgenoot geen sprake meer van een zogenoemde meerrelatie. Vanaf dat moment konden enkel de erfgenaam en de erflaatster elkaars partners zijn. Het hof stelde vast dat aan alle voorwaarden is voldaan, behalve aan de voorwaarde van het samenlevingscontract. Door het voldoen aan de voorwaarde voor de uitzondering is dit tekort goedgemaakt. Uit de parlementaire geschiedenis leidt het hof af dat het niet de bedoeling van de wetgever is dat de vijfjaarstermijn pas begint op het moment dat aan alle andere voorwaarden is voldaan. De wet bepaalt dat aan de voorwaarden moet worden voldaan gedurende zes maanden voorafgaand aan het overlijden. Het hof is van oordeel dat de erfgenaam in deze situatie recht heeft op toepassing van de partnervrijstelling.

Verhuur onderneming verhindert toepassing bedrijfsopvolgingsregeling niet

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van Hof Den Bosch over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet. Deze regeling houdt in dat bij de verkrijging van ondernemingsvermogen door schenking of krachtens erfrecht onder voorwaarden een vrijstelling geldt van schenk- of erfbelasting. Een van de voorwaarden betreft de eis dat de verkregen onderneming wordt voorgezet gedurende vijf jaar.

De procedure heeft betrekking op de verkrijging in 2014 van alle aandelen in een holding door schenking. Een dochtermaatschappij was eigenaar van een benzinestation, dat werd verhuurd aan een kleindochtervennootschap van de holding. In de loop van 2015 werd de exploitatie van het benzinestation verhuurd aan een derde voor een periode van vijf jaar. Na afloop van de huurperiode is het benzineservicestation verkocht aan de exploitant.

Volgens Hof Den Bosch is voldaan aan het voortzettingsvereiste. De bedrijfsopvolgingsregeling sluit voor wat betreft het voortzettingsvereiste bij het stakings- en vervreemdingsbegrip uit de Wet IB 2001 aan. Voor de inkomstenbelasting leidt de verhuur van een aanvankelijk zelf gedreven onderneming niet tot een staking of een overdracht van die onderneming. Het hof zag geen aanleiding om te veronderstellen dat dit voor de bedrijfsopvolgingsregeling anders zou zijn.

De Advocaat-generaal (A-G) bij de Hoge Raad is van mening dat het niet past om voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling aan de verhuur van de onderneming meer bezwarende fiscale consequenties te verbinden dan er zouden zijn binnen de inkomstenbelasting.

De conclusie van de A-G is dat het beroep in cassatie van de staatssecretaris ongegrond dient te worden verklaard.

Erfrechtelijke verkrijging na vaststelling vaderschap

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Erfbelasting wordt geheven over de waarde van wat iemand krachtens erfrecht verkrijgt door het overlijden van een persoon, die ten tijde van zijn overlijden in Nederland woonde. Het verkregene wordt in aanmerking genomen naar de waarde, die daaraan op het tijdstip van de verkrijging in het economische verkeer kan worden toegekend. Volgens de Successiewet is navordering van schenk- of erfbelasting mogelijk in gevallen waarin van iemand te weinig belasting is geheven doordat een aan een ander opgelegde aanslag is verminderd.

De vraag in een procedure voor Hof Amsterdam was of deze wetsbepaling alleen van toepassing is als de aanslag van een andere verkrijger wordt verminderd op grond van de uitkomst van een fiscale procedure of ook wanneer de Belastingdienst ambtshalve een vermindering van die aanslag heeft verleend. Het hof leidt uit de tekst van de wet af dat de bepaling ook kan worden toegepast bij ambtshalve verminderingen. Naar het oordeel van het hof is de aanleiding voor de vermindering niet van belang aangezien een beperking daartoe niet in de wettekst is opgenomen. De wetsgeschiedenis leidt niet tot een andere conclusie.

De procedure betrof iemand van wie pas na het overlijden van de erflater kwam vast te staan dat de erflater zijn vader was en hij dus erfgenaam was. De Belastingdienst heeft de aanslagen erfbelasting van de andere verkrijgers verminderd en een navorderingsaanslag opgelegd aan de “nieuwe” erfgenaam. Door het tijdsverloop tussen het overlijden van de erflater en de herverdeling van de nalatenschap ontving de nieuwe erfgenaam een lager bedrag dan waarover de erfbelasting was berekend. De aan hem opgelegde navorderingsaanslag was hoger dan de vermindering van de aanslagen van de andere erfgenamen. 

Volgens het hof was dat terecht, omdat bij de berekening van de belasting was uitgegaan van de waarde op het moment van overlijden van de erflater.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd. Voordat het vaderschap van de erflater was vastgesteld, was de belanghebbende geen rechthebbende tot de nalatenschap. De erfrechtelijke verkrijging als het belastbare feit naar aanleiding waarvan de navorderingsaanslag aan de belanghebbende is opgelegd, kan volgens de Hoge Raad niet hebben plaatsgevonden voordat het vaderschap was vastgesteld. Er is ten onrechte belasting geheven ter zake van een belastbare verkrijging in het jaar van overlijden. De Hoge Raad heeft de navorderingsaanslag vernietigd.

Goedkeurend besluit uitzondering samentelbepaling

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De Successiewet kent een samentelbepaling voor schenkingen en erfrechtelijke verkrijgingen, die partners van dezelfde persoon krijgen. Door de samentelbepaling worden deze schenkingen of verkrijgingen voor de berekening van schenk- en erfbelasting behandeld als één verkrijging voor het gezamenlijke bedrag. Dit kan ongewenste gevolgen hebben als twee bloedverwanten, die voor de Successiewet als elkaars partner worden aangemerkt, beiden een schenking of erfenis ontvangen van eenzelfde familielid. De staatssecretaris van Financiën heeft onder voorwaarden goedgekeurd dat de samentelbepaling niet hoeft te worden toegepast in dergelijke gevallen.

De voorwaarden zijn:

  1. Het partnerschap van de verkrijgers is ontstaan door ten minste vijf jaar onafgebroken samen te wonen.
  2. De erflater of schenker staat ten opzichte van beide verkrijgers in dezelfde graad van bloedverwantschap.
  3. De verkrijgers zijn bloedverwanten van elkaar.

Verlaging schenkingsvrijstelling eigen woning per 1 januari 2023

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Het kabinet heeft besloten de hoge schenkingsvrijstelling voor de eigen woning, de zogenaamde jubelton, per 1 januari 2023 te verlagen tot € 27.231. De verlaging loopt vooruit op de afschaffing van de jubelton per 1 januari 2024. Na verlaging is het bedrag van de schenkingsvrijstelling eigen woning gelijk aan de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen in de leeftijd tussen 18 en 40 jaar oud. Het is niet mogelijk om de verlaagde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning te benutten voor een schenking van ouders aan kinderen naast de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen.

Het verlagen van de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning zal worden opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2023.