Waarom een schriftelijke arbeidsovereenkomst zo belangrijk is?

De zomervakanties voor scholieren en studenten komen er weer aan en dat betekent dat er van deze groep een aantal op zoek zal gaan naar een vakantiebaantje.

En misschien komen die ook bij jou werken.

En misschien denk je wel, waarom zou ik een contract opstellen of op laten stellen voor die oproepkracht die misschien maar een paar weken komt werken.

En misschien vind je het onzin dat je ook van de oproepkracht net zoveel gegevens aan moet leveren als voor een vaste werknemer.

In onderstaande blog zal ik uitleggen waarom het toch belangrijk is om contract op te stellen en waarom je alle gegevens aan moet leveren.

Allereerst wat moet je doen als een werknemer in dienst komt.

Je moet de werknemer identificeren. Dat doe je door middel van het ID-bewijs waarbij je

  • controleert of pasfoto overeenkomt met de werknemer
  • controleert of de fysieke kenmerken kloppen zoals lengte, leeftijd en geslacht
  • controleert of de handtekening op ID-bewijs hetzelfde is als die op arbeidsovereenkomst of opgave gegevens voor de loonheffing
  • controleert of de nationaliteit is vermeld, daarom volstaat een rijbewijs niet omdat daar geen nationaliteit op staat. Nationaliteit staat wel op paspoort of gemeentelijke ID-kaart
  • controleert of het ID-bewijs nog geldig is en niet verlopen is
  • controleert de echtheid van het ID-bewijs

Vraag de gegevens op voor de opgaaf loonheffing, daar moet tenminste de volgende gegevens op staan

  • naam en voorletters
  • geboortedatum
  • burgerservicenummer (BSN)
  • adres
  • postcode en woonplaats (en als werknemer in buitenland woont ook woonland en regio)

Voordat een werknemer in dienst komt moet je een arbeidsovereenkomst opstellen, maar dan ben je er nog niet. Binnen een maand na indiensttreding moet je de werknemer schriftelijk informeren over de volgende zaken:

  • NAW-gegevens werkgever en werknemer
  • Plaats waar gewerkt wordt
  • Functie van de werknemer
  • Datum van in dienst treding
  • Duur van de arbeidsovereenkomst bij contract voor bepaalde tijd
  • Vakantie aanspraak
  • Opzegtermijn
  • Wat is salaris van werknemer en termijn van uitbetaling (meestal maand of 4 weken)
  • Arbeidsduur per dag of per week
  • Is er sprake van pensioenregeling, zo ja dan benoemen waar pensioen is afgesloten)
  • Is werknemer verplicht over te werken
  • Onder welke cao valt de arbeidsovereenkomst.

Nu denk je waarschijnlijk: ik heb nog geen antwoord gehad op de vraag waarom ik een arbeidsovereenkomst op moet stellen. Het antwoord daarop is dat er zonder schriftelijke arbeidsovereenkomst altijd een contract voor onbepaalde tijd is waarbij niet is geregeld dat de arbeidsovereenkomst tussentijd kan worden opgezegd. Is er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst maar laat je de werknemer voor je werken (jij geeft werknemer opdrachten die werknemer ook uitvoert) en je betaalt hem of haar daarvoor dan is er sprake van een mondelinge arbeidsovereenkomst. En omdat er niets is vastgelegd is het een contract voor onbepaalde tijd, is er geen sprake van proeftijd en kan er nooit sprake zijn van concurrentie- of relatiebeding. En je moet aantonen dat het een oproepovereenkomst is, slaag je daar niet in dan kan de werknemer onder bepaalde omstandigheden aanspraak maken op salaris ook al heeft hij of zij niet gewerkt. Als er onduidelijkheden zijn zal een rechter (bijna) altijd in het voordeel van de werknemer beslissen.

In een arbeidsovereenkomst kun je aangeven dat contract duurt tot en met einde zomervakantie en dat het contract daarna niet verlengd zal worden.

En de tweede vraag is ook nog onbeantwoord. Waarom moet ik zoveel gegevens aanleveren? Een groot aantal gegevens hebben we nodig voor de belastingdienst en dienen opgenomen te worden in de loonaangifte. Het maakt daarbij niet uit of iemand in vaste dienst is of slechts voor één dag komt werken. Denk hierbij aan de volgende gegevens voor de werknemer:

  • NAW gegevens
  • BSN
  • Geboortedatum
  • Datum in dienst
  • Contract voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd
  • Duur van contract bij contract voor bepaalde tijd
  • Contracturen per week
  • Hoogte salaris
  • Etc.

Dit is slechts een kleine greep uit de gegevens die we maandelijks (of per 4 weken) naar de belastingdienst moeten sturen. De maandelijkse loonaangifte bestaat uit 36 werkgevergegevens en nog veel meer werknemersgegevens. Afhankelijk van sectorindeling en soort werknemer moeten we maandelijks tussen 36 en ruim 50 werknemersgegevens aan de belastingdienst verstrekken.

Dus per maand moeten we 72 gegevens aan de belastingdienst aanleveren en dat aantal kan oplopen tot bijna 100 gegevens per maand.

Het bankrekeningnummer moet je ook aanleveren. Het is namelijk verboden om het gehele netto loon per kas uit te betalen. Het nettoloon van tenminste het wettelijk minimum brutoloon moet per bank uitbetaald worden, dat is wettelijk geregeld.

En vaak vragen we het emailadres van de werknemer, dat is meer voor je eigen gemak. We maken dan een inlog aan voor de werknemer waardoor de werknemer altijd zijn loonstrook en jaaropgave kan raadplegen. Hoef jij de loonstrook ook niet meer te printen en af te geven aan werknemer of de loonstrook per email door te sturen. Want per mail een loonstrook sturen is natuurlijk uit den boze in het kader van de privacywetgeving.

Heb je nog vragen over deze blog of andere loongerelateerde vragen neem dan gerust contact met ons op (013-5340001).

Geen cassatie uitleg correctiebeleid Belastingdienst

De staatssecretaris van Financiën heeft toegelicht waarom hij geen beroep in cassatie instelt tegen uitspraken van Hof Amsterdam over het correctiebeleid van de Belastingdienst. Dat beleid houdt in dat geen correctie wordt aangebracht als het daarmee gemoeide belastingbedrag minder dan € 225 beloopt. Volgens het hof brengt een redelijke uitleg van het correctiebeleid mee dat dit ook geldt als de inkomenscorrectie meer dan € 500 bedraagt. De staatssecretaris vindt de uitleg van het hof niet onbegrijpelijk en in lijn met een arrest van de Hoge Raad over de grenzen bij navordering. In dat arrest ging het om een inkomenscorrectie van meer dan € 1.000 en een te betalen belastingbedrag van minder dan € 450. De Hoge Raad oordeelde dat in het kader van het correctiebeleid dan geen navorderingsaanslag mag worden opgelegd, behoudens bij kwade trouw of repeterende onjuistheden. De staatssecretaris verwacht dat de Hoge Raad de uitleg van Hof Amsterdam over het correctiebeleid bij het opleggen van een reguliere aanslag zal volgen.

De staatssecretaris zal op korte termijn meer duidelijkheid verschaffen over het correctiebeleid.

Wet invoering minimumuurloon in Staatsblad geplaatst

Op dit moment kent de Nederlandse wetgeving nog geen uniform wettelijk minimumuurloon. Het minimumuurloon is een afgeleide van het wettelijk minimumloon, dat per maand wordt vastgesteld. Het uurloon is afhankelijk van het aantal uren dat in een sector wordt gewerkt. Daar komt verandering in door de Wet invoering minimumuurloon. Deze wet is in het Staatsblad geplaatst. De wet wijzigt onder meer de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enkele wetten op het gebied van de sociale verzekeringen.

De wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip, vermoedelijk per 1 januari 2024.

Eigen woning gaat niet naar box 3

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen over het belasten van de eigen woning in box 3 beantwoord. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een analyse van de woningmarkt door De Nederlandsche Bank en een rapport van het Internationaal Monetair Fonds over de belastingheffing van vermogen in Nederland.

De staatssecretaris is niet van plan om de eigen woning naar box 3 te verplaatsen. De aangekondigde hervorming van box 3 naar een stelsel van heffing over werkelijk rendement is zeer complex. De wijze waarop andere onroerende zaken dan de eigen woning in dat stelsel zouden moeten worden belast is nog onduidelijk. De staatssecretaris vindt het beleidsmatig niet logisch om de eigen woning nu naar box 3 over te brengen. Daar komt bij dat de staatssecretaris werkt aan een visie op de eigenwoningregeling. Naar verwachting kan die in 2024 gepresenteerd worden.

Intracommunautaire verwerving auto door particulier

Een particulier, die in een andere lidstaat van de EU een nieuwe auto koopt, verricht in zijn woonland voor de omzetbelasting een intracommunautaire verwerving. Een auto is nieuw als deze binnen zes maanden na de eerste ingebruikname aan hem wordt geleverd of als de auto maximaal 6.000 kilometer heeft afgelegd. Er is sprake van een levering voor de omzetbelasting als de feitelijke beschikkingsmacht van de auto is overgegaan.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant diende te beoordelen of terecht een naheffingsaanslag omzetbelasting is opgelegd aan een particulier wegens een intracommunautaire verwerving. Volgens de rechtbank heeft de belanghebbende de feitelijke beschikkingsmacht over de auto direct verkregen. De auto is weliswaar geleverd aan een Duitse ondernemer, maar direct verhuurd aan de belanghebbende. Deze had ook een recht van koop. De contracten zijn zo opgesteld dat de belanghebbende na zes maanden de auto kocht en dat het volledige risico bij hem lag. De belanghebbende heeft het aankoopbedrag aan de Duitse ondernemer geleend. Volgens de rechtbank heeft de belanghebbende de macht verkregen om als eigenaar over de auto te beschikken.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of een verwerving van een nieuwe auto heeft plaatsgevonden in Nederland. Gelet op de woonplaats en de nationaliteit van de belanghebbende en het gebruik en het onderhoud van de auto in Nederland, is het volgens de rechtbank van meet af aan de bedoeling geweest om het duurzame eindgebruik plaats te laten vinden in Nederland. Dat brengt mee dat de auto intracommunautair is verworven door de belanghebbende in Nederland. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag omzetbelasting terecht aan de belanghebbende opgelegd.

Wetsvoorstel implementatie BTW-tarievenrichtlijn

Op 5 april 2022 heeft de Raad van de Europese Unie de BTW-tarievenrichtlijn vastgesteld. De BTW-tarievenrichtlijn wijzigt de BTW-richtlijn 2006.  De BTW-tarievenrichtlijn verplicht de lidstaten om twee onderdelen in de nationale wet in te voeren. Het betreft wijzigingen in de aanvullende margeregeling en wijzigingen in de bepalingen over de plaats van bepaalde diensten die virtueel aan een afnemer worden verricht. De wijzigingen moeten uiterlijk 31 december 2024 zijn ingevoerd, zodat deze met ingang van 1 januari 2025 van toepassing zijn. De staatssecretaris van Financiën heeft het daartoe strekkende wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.

Aanpassing van de aanvullende margeregeling

De margeregeling is een bijzondere regeling voor gebruikte goederen, antiek, kunst- en verzamelvoorwerpen. De regeling kan worden toegepast op goederen die zijn ingekocht van niet-aftrekgerechtigden, zoals particulieren. Bij toepassing van de margeregeling is de verkoper btw verschuldigd over het verschil tussen de verkoop- en de aankoopprijs. Deze regeling wijzigt niet.

De aanvullende margeregeling geldt als de verkoper antiek, kunst- of verzamelvoorwerpen tegen het verlaagde tarief krijgt geleverd of dergelijke voorwerpen invoert. De aanvullende margeregeling is op verzoek van toepassing. De verkoper kan de op de aankoop drukkende btw niet in aftrek brengen. In de huidige vorm stimuleert de aanvullende margeregeling inkoop in een lidstaat met een laag verlaagd tarief. Het wetsvoorstel verhindert toepassing van de aanvullende margeregeling bij de inkoop, intracommunautaire verwerving of invoer van antiek, kunst- of verzamelvoorwerpen tegen het verlaagde tarief.

Plaats van dienst voor bepaalde virtuele activiteiten en virtuele toegang tot evenementen

Een dienstverrichting is belast in Nederland als de plaats van dienst Nederland is. Voor de vaststelling van de plaats van dienst gelden twee hoofdregels. De eerste hoofdregel geldt voor dienstverrichtingen aan ondernemers. De tweede voor dienstverrichtingen aan anderen dan ondernemers. Op deze hoofdregels bestaan uitzonderingen. Een van die uitzonderingen betreft diensten van culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve of vermakelijke aard. Deze diensten zijn belast op de plaats waar de evenementen of activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden. Deze uitzondering geldt ongeacht of de afnemer de evenementen of activiteiten fysiek of virtueel bijwoont. De BTW-tarievenrichtlijn wijzigt de plaats van deze diensten, voor zover deze virtueel worden afgenomen naar de plaats waar de afnemer woont of is gevestigd.

Tijdstip indiening verzoek toepassing 30%-regeling

Voor uit het buitenland aangeworven werknemers is onder voorwaarden de 30%-regeling van toepassing. Deze regeling houdt in dat 30% van de totale bruto beloning van de werknemer als onbelaste vergoeding kan worden betaald. Een verzoek om toepassing van de 30%-regeling moet worden gedaan aan de inspecteur. Deze beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Als het verzoek is gedaan binnen vier maanden na aanvang van de tewerkstelling in Nederland, werkt de beschikking terug tot en met de aanvang van de tewerkstelling. Wordt het verzoek later gedaan, dan is de beschikking van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het verzoek is gedaan. Bepalend is de dag waarop het verzoek is ontvangen door de Belastingdienst.

Een werknemer die op 1 december 2019 in dienst is getreden, verzond zijn verzoek om toepassing van de 30%-regeling op 31 maart 2020. De Belastingdienst heeft het verzoek op 7 april 2020 ontvangen. De aanvraag is meer dan vier maanden na de datum van indiensttreding gedaan. De inspecteur heeft de beschikking 30%-regeling met ingangsdatum 1 mei 2020 afgegeven. Naar het oordeel van Hof Den Haag is dat correct. Het hof wijst erop dat op het formulier, dat voor de aanvraag van de 30%-regeling moet worden gebruikt, vermeld is dat de Belastingdienst het verzoek binnen vier maanden na de eerste werkdag ontvangen moet hebben voor terugwerkende kracht.

Het hof oordeelt voorts dat de bepaling uit de Algemene wet bestuursrecht, dat een stuk tijdig is als het binnen een week na het verstrijken van de termijn door het bestuursorgaan is ontvangen, geldt voor bezwaar en beroep en niet voor het aanvragen van beschikkingen.

Sloopauto’s verkocht onder margeregeling

Ondernemers, die gebruikte goederen verkopen, kunnen de margeregeling voor de omzetbelasting toepassen. Voorwaarde is dat de goederen worden ingekocht van een niet-belastingplichtige voor de omzetbelasting of onder toepassing van de margeregeling door de leverancier. De omzetbelasting wordt bij toepassing van de margeregeling berekend over het verschil tussen de verkoop- en de aankoopprijs. Gebruikte goederen zijn roerende zaken, die opnieuw kunnen worden gebruikt, eventueel na herstelling.

Volgens het Hof van Justitie EU zijn sloopauto’s, die worden verkocht voor onderdelen terwijl de onderdelen nog niet zijn gedemonteerd, gebruikte goederen. Dat betekent dat de margeregeling daarop kan worden toegepast. Voorwaarde is dat de wrakken onderdelen bevatten die kunnen worden hergebruikt. Deze onderdelen moeten hun originele functionaliteit hebben behouden. Volgens het Hof van Justitie EU is verder vereist dat de voertuigen niet zijn verkocht om te worden vernietigd of om tot een ander voorwerp te worden omgevormd. In dat geval zou een eind zijn gekomen aan de economische cyclus van de voertuigen.

In een eerder arrest heeft het Hof van Justitie EU geoordeeld dat voor toepassing van de margeregeling niet nodig is dat het gekochte en het verkochte goed identiek zijn. Dat arrest betrof de verkoop van onderdelen uit een sloopauto.

De Belgische Belastingdienst had toepassing van de margeregeling geweigerd, omdat de autowrakken niet te herstellen waren en daarom niet als gebruikte goederen konden worden aangemerkt.

Tijdstip waardering nalatenschap

De erfbelasting is een tijdstipbelasting. Dit betekent dat het moment van overlijden bepalend is voor de vaststelling van de waarde van de erfrechtelijke verkrijging. Omstandigheden, die zich voordoen na het moment van overlijden, zoals waardemutaties, zijn niet van belang voor de bepaling van de waarde van de verkrijging.

De waarde van een effectenportefeuille in een nalatenschap was inzet van een procedure over een aanslag erfbelasting. De effectenportefeuille bestond uit een effectenrekening, een vermogensrekening en een effectendepot. De erfgenamen hebben na de ontvangst van de verklaring van erfrecht de bank opdracht gegeven om de effectenportefeuille te liquideren. De opbrengst bij liquidatie van de effectenportefeuille is aan de erfgenamen uitgekeerd. De uitkering bedroeg € 1,26 miljoen. De waarde van de effectenportefeuille op de dag voor de overlijdensdatum van de erflater bedroeg € 1,47 miljoen. De vraag was over welk bedrag de erfbelasting moest worden berekend.

Bij de berekening van de belaste verkrijging is de inspecteur uitgegaan van een waarde van de effectenportefeuille van € 1,47 miljoen. Dat is overeenkomstig de bepalingen van de wet. Volgens de rechtbank is bij de wijze van vaststelling van de waarde van de verkrijging geen sprake van een ongeoorloofde inbreuk op het eigendomsrecht. Met de keuze voor het systeem van de erfbelasting heeft de wetgever de hem toekomende ruime beoordelingsmarge niet overschreden. De heffing van erfbelasting vormt voor de erfgenaam geen individuele en buitensporige last.

Verplichte aanwezigheid voor aanvang dienst

Een procedure voor Hof Den Haag heeft betrekking op een loonvordering van een werknemer van een callcenter. Volgens de planningsregels van de werkgever moet de werknemer tien minuten voor de aanvang van zijn dienst aanwezig zijn, om op tijd met de werkzaamheden te kunnen beginnen. De vraag is of deze tien minuten als betaalde werktijd zijn aan te merken. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend.

Eerder in de procedure heeft de kantonrechter geconstateerd dat de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst gebonden is aan de planningsregels. Daarin staat uitdrukkelijk vermeld dat de werknemer zich tien minuten voor zijn dienst dient te melden bij zijn leidinggevende. Dat de werkgever dit niet controleert en dat geen sanctie volgt als de werknemer zich één of enkele minuten te laat meldt, doet niet af aan de verplichting. De leidinggevende ontvangt automatisch een melding wanneer een werknemer later dan het aanvangstijdstip van zijn dienst met zijn werkzaamheden begint. Voor de aanvang van de werkzaamheden dient de werknemer in te loggen op zijn computer en telefoon en verschillende programma’s te starten. Dat kost ook volgens de werkgever zeker enkele minuten. De kantonrechter leidt daaruit af dat de tienminutenregel van de planning niet vrijblijvend is.

De tien minuten zijn door de werkgever te betalen arbeidstijd, omdat de werknemer geacht wordt aanwezig te zijn op de werkplek en beperkt is in de mogelijkheden die tijd aan eigen zaken te besteden. Dat hij in die tijd nog niet productief is voor de werkgever vindt het hof niet van belang.