Nieuw belastingverdrag met België

Nederland en België hebben een nieuw belastingverdrag ondertekend. Het nieuwe verdrag vervangt het huidige verdrag, dat dateert van 2001. Enkele knelpunten van het huidige verdrag zijn door nieuwe bepalingen opgelost. Die knelpunten betreffen leraren en hoogleraren en sporters en artiesten die over de grens werken. (Hoog)leraren betalen voortaan in beginsel belasting in het land waar zij werken. Zij worden dan hetzelfde behandeld als andere werknemers. Sporters en artiesten zijn onder het nieuwe verdrag bij een kortdurend optreden over de grens geen belasting in het land waar zij optreden verschuldigd, maar alleen in hun woonland.

Het nieuwe belastingverdrag bevat verdergaande bepalingen om belastingontwijking door misbruik van het verdrag tegen te gaan. Deze bepalingen komen voort uit het BEPS-project (Base Erosion and Profit Shifting) van de OESO.

Het nieuwe verdrag bevat twee aanpassingen voor dga’s, die naar België zijn geëmigreerd. Nederland mag tot tien jaar na de emigratie dividenden van de eigen bv aan de dga belasten, ook als de bv is meeverhuisd naar België. België zal geen belasting heffen bij verkoop of liquidatie van de bv als er nog een Nederlandse belastingclaim openstaat. Die claim moet betrekking hebben op de waardeaangroei van de aandelen in de periode dat de dga inwoner van Nederland was.

Over de situatie van grenswerkers, die thuiswerken, zijn de onderhandelingen nog niet afgerond.

De parlementen in beide landen moeten goedkeuring geven aan het verdrag voordat het in werking kan treden. Nederland en België zullen een gezamenlijke toelichting op het verdrag opstellen.

In Nederland verdiend arbeidsinkomen

Hof Den Bosch heeft onlangs uitspraak gedaan over de toepassing van het verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing met het Verenigd Koninkrijk. De procedure betrof een inwoonster van het Verenigd Koninkrijk, die in 2017 inkomen uit Nederland heeft genoten.

In dat jaar verbleef zij een aantal maanden in Nederland. Voor de toepassing van de Wet IB 2001 is zij aangemerkt als buitenlands belastingplichtige. Het inkomen uit Nederland bestond uit het loon uit dienstbetrekking in Nederland, de AOW-uitkering en de ANW-uitkering. Op grond van de Wet IB 2001 is Nederland bevoegd om over dat inkomen belasting te heffen.

Het belastingverdrag met het Verenigd Koninkrijk (VK) wijst Nederland aan als land dat mag heffen over het loon uit dienstbetrekking. De dienstbetrekking is in Nederland uitgeoefend en het loon is betaald door een werkgever, die in Nederland is gevestigd. Als het VK belasting zou heffen over het loon uit deze dienstbetrekking moet het VK een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting verlenen op grond van het belastingverdrag.

De belastingheffing over de AOW- en de ANW-uitkering is toegewezen aan het Verenigd Koninkrijk. Volgens het belastingverdrag hoeft Nederland deze uitkeringen alleen vrij te stellen voor zover zij in het VK belast worden. Deze uitkeringen worden in het Verenigd Koninkrijk slechts belast voor zover zij daarheen zijn overgemaakt of daar worden ontvangen. Uit de door de belanghebbende overgelegde stukken bleek dat de uitkeringen niet in het VK zijn belast. Dat heeft tot gevolg dat Nederland die uitkeringen niet hoeft vrij te stellen van belastingheffing.

Bij het vaststellen van de aanslag is de inspecteur uitgegaan van premieplicht voor de volksverzekeringen gedurende de maanden mei tot en met juli 2017. In die maanden verbleef de belanghebbende in Nederland en verrichtte zij hier werkzaamheden. Op grond van een Europese verordening is de werkstaat bevoegd om premies te heffen in het geval een inwoner van een lidstaat van de EU werkzaamheden verricht op het grondgebied van een andere lidstaat. Volgens het hof heeft de inspecteur het premie-inkomen terecht gesteld op een tijdsevenredig deel van het maximale premie-inkomen, aangezien dat lager is dan het wereldinkomen over 2017 van de belanghebbende.

Wijziging beleid ontslaguitkeringen in internationaal verband

De OESO heeft een model voor een verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing opgesteld met een artikelsgewijs commentaar. Het OESO-commentaar over de belastingheffing van ontslagvergoedingen in grensoverschrijdende situaties is in 2014 gewijzigd. De staatssecretaris van Financiën heeft aan dit gewijzigde commentaar in 2015 een beleidsbesluit gewijd. Dat beleid is nu gedeeltelijk herzien.

In het OESO-commentaar wordt opgemerkt dat toerekening van een ontslagvergoeding in algemene zin kan plaatsvinden op basis van de laatste twaalf maanden van uitoefening van de dienstbetrekking. Dat was het Nederlandse beleid. Meerdere verdragspartners geven een andere uitleg aan het OESO-commentaar. Volgens deze uitleg wordt de ontslaguitkering toegerekend overeenkomstig de diensttijd waarop de hoogte van de ontslagvergoeding is gebaseerd. Doorgaans is dit de volledige diensttijd bij de werkgever die de ontslaguitkering betaalt. Als het verloop van de dienstbetrekking niet kan worden achterhaald en de juiste toerekening ook niet op een andere wijze in redelijkheid kan worden benaderd, wordt teruggevallen op de laatste twaalf maanden van de dienstbetrekking. De staatssecretaris heeft zijn beleid daaraan aangepast. Deze uitleg kan worden toegepast bij ontslagvergoedingen die zijn genoten met ingang van 5 februari 2022.

Voor de toerekening van een ontslagvergoeding is niet van belang of de beloning al dan niet ten laste gekomen is van een werkgever in de werkstaat.

Vragen Belastingverdrag Duitsland

De staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op een brief over de belastingheffing van inwoners van Nederland met een Duits socialezekerheidspensioen. Volgens de briefschrijver ondervindt deze groep negatieve inkomensgevolgen van het belastingverdrag met Duitsland uit 2012. Onder het oude belastingverdrag met Duitsland was het heffingsrecht over deze pensioenen aan Duitsland toegewezen. Het huidige verdrag wijst het heffingsrecht over pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen toe aan de woonstaat als het totaal van de uit de andere staat ontvangen uitkeringen niet meer dan € 15.000 per jaar bedraagt.

Tijdens de goedkeuringsprocedure van het nieuwe verdrag zijn rekenvoorbeelden gegeven, waarbij zich geen inkomensachteruitgang voordeed. De exacte gevolgen zijn echter afhankelijk van de feiten en omstandigheden van een individuele belastingplichtige. De staatssecretaris wijst erop dat de belastingdruk voor inwoners van Nederland die een Duits pensioen van € 15.000 of minder ontvangen niet anders is dan voor inwoners van Nederland die een gelijk bedrag aan Nederlands pensioen ontvangen bij overigens gelijke omstandigheden. Er is daarom geen aanleiding om eenzijdig een vrijstelling te verlenen in situaties waarin het heffingsrecht over Duitse pensioenen aan Nederland wordt toegewezen.

Buitenlandse BTW 2020 terugvragen vòòr 30 september 2021

Wanneer mag u buitenlandse btw terugvragen?

Om via de Nederlandse Belastingdienst btw terug te vragen uit een ander EU-land, moet u aan bepaalde voorwaarden voldoen. Wij zetten ze voor u op een rij:

  • uw onderneming is in Nederland gevestigd;
  • uw onderneming hoeft geen btw te betalen (en hiervan aangifte te doen) in de lidstaat waar u de btw terugvraagt;
  • u gebruikt de betaalde goederen/diensten voor activiteiten die u recht geven op btw-aftrek.

U kunt geen btw terugvragen als u geen ondernemer bent voor de btw of uitsluitend vrijgestelde goederen en diensten levert.

Waar moet u op letten bij het terugvragen van btw?

Let goed op de juistheid van uw facturen. Zijn deze goed gescand? En zijn de facturen volledig? Andere zaken waar u op moet letten: staat er terecht buitenlandse btw op de factuur of had de btw misschien naar u verlegd moeten worden? Heeft u één van de goederen zelf opgehaald en naar Nederland vervoerd? Of heeft u een buitenlandse auto gekocht met buitenlandse btw? Al deze zaken kunnen van invloed zijn op uw verzoek.

Dien uw verzoek op tijd in

Uw verzoek over in 2020 betaalde btw moet binnen zijn vóór 30 september 2021. Verzoeken die na deze datum binnenkomen, worden mogelijk door het andere EU-land niet meer in behandeling genomen.

Let op! Dien uw verzoek niet op het laatste moment in. De portaal van de Belastingdienst kan overbelast raken waardoor uw aanvraag pas na 30 september binnenkomt. Het gevolg is dat uw verzoek te laat wordt doorgestuurd waardoor uw bedrijf de gevraagde btw niet terugkrijgt. EU-lidstaten hoeven te laat binnengekomen verzoeken niet in behandeling te nemen.

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.

Rusland zegt belastingverdrag met Nederland op

Verdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing kunnen eenzijdig worden beëindigd met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden voor het verstrijken van een kalenderjaar. Rusland heeft het bestaande verdrag opgezegd, waardoor dit verdrag per 1 januari 2022 zal worden beëindigd. Vanaf 1 januari 2022 kan onder omstandigheden een beroep op het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 worden gedaan. Dit is een eenzijdige Nederlandse regeling, waarin voor een aantal situaties en onder voorwaarden wordt voorkomen dat inwoners van Nederland en in Nederland gevestigde bedrijven over hetzelfde inkomen tweemaal belast worden.

Nederland heeft vanaf 2014 onderhandeld met Rusland over een gedeeltelijke herziening van het verdrag. In januari 2020 is op ambtelijk niveau overeenstemming bereikt over deze herziening. Daarna heeft Rusland gevraagd om herziening van een aantal aanpassingen om onder het verdrag (hogere) bronbelastingen te kunnen gaan heffen om zo meer belastinginkomsten te realiseren.

Dit voorstel komt erop neer dat Rusland slechts bereid zou zijn om verdragsvoordelen onder strenge voorwaarden toe te kennen aan beursgenoteerde bedrijven. Bedrijven zonder beursnotering zouden niet meer in aanmerking komen voor verdragsvoordelen. Hiermee wordt onvoldoende rekening gehouden met de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven. Rusland liet geen ruimte voor onderhandeling. Nederland heeft het voorstel van Rusland tot herziening niet geaccepteerd.

Het belangrijkste gevolg van de opzegging van het verdrag is dat Rusland (hogere) bronbelastingen zal kunnen heffen op uitgaande dividend-, rente- en royaltybetalingen. Deze bronbelastingen komen zonder verdrag niet meer voor verrekening in aanmerking.

De staatssecretaris van Financiën benadrukt dat de Nederlandse inzet erop is gericht om nog dit jaar tot een oplossing te komen.

Aftrek elders belast tweede woning in buitenland

De Wet IB 2001 geeft fiscale partners de keuze om de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen onderling te verdelen in iedere gewenste verhouding. Deze keuzemogelijkheid geldt voor het totaal aan inkomsten in box 3 en niet voor de afzonderlijke vermogensbestanddelen die in box 3 vallen. Tot het moment waarop de aanslagen inkomstenbelasting onherroepelijk zijn geworden kan een gemaakte verdeling nog worden aangepast.

In een procedure voor de rechtbank was in geschil of de berekening van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor een tweede woning in het buitenland in dezelfde verhouding aan de fiscale partners moet worden toegerekend als de gekozen verdeling van de gezamenlijke rendementsgrondslag in box 3. De aftrek elders belast bestaat uit een vermindering van de belasting over de inkomsten uit box 3 die evenredig is aan de waarde van de buitenlandse woning in verhouding tot de totale grondslag van belastingheffing in box 3.

De rechtbank is van oordeel dat de berekening van de aftrek elders belast de gekozen verdeling van de gezamenlijke grondslag van box 3 over de fiscale partners volgt. In deze procedure hadden de partners gekozen voor een verdeling 79%-21%. Door deze keuze hadden de partners ook de waarde van hun woning in het buitenland in dezelfde verhouding onderling verdeeld. Dit volgt uit het systeem van de heffing in box 3. Voor dat deel heeft ieder van de partners recht op aftrek elders belast.

Nederland sluit belastingverdrag met Chili

Nederland en Chili hebben een verdrag ter vermijding van dubbele belastingheffing gesloten. Het verdrag bevat een uitgebreide antimisbruikbepaling om te voorkomen dat het verdrag wordt gebruikt om belastingheffing te ontwijken. Door deze bepaling kan een land verdragsvoordelen weigeren als een bedrijf geld via Nederland of Chili laat lopen om belasting te ontwijken. Het verdrag voldoet aan de minimumstandaarden van het Base Erosion and Profit Shifting-project van de OESO/G20 tegen belastingontwijking.

Voor de verdeling van heffingsrechten over ondernemingswinsten kent het verdrag elementen uit de Modelverdragen van de OESO en van de Verenigde Naties. Door dit verdrag blijft relatief meer belasting achter in Chili ten opzichte van andere landen. Bronheffingen op rente en royalty’s worden beperkt tot 10% of minder. Pensioenen mogen belast worden in het land waar zij zijn opgebouwd. Nederland mag belasting heffen op inkomen uit aanmerkelijk belang bij emigratie. Verder zijn afspraken gemaakt over de onderlinge uitwisseling van informatie en over bijstand bij invordering van belastingen.

Het verdrag moet in beide landen nog worden goedgekeurd. Daarvoor geldt een goedkeuringsprocedure. In Nederland wordt het verdrag eerst ter advisering voorgelegd aan de Raad van State en daarna ter goedkeuring aan het parlement.

Wetsvoorstel implementatie ATAD2

De staatssecretaris van Financiën heeft het wetsvoorstel ATAD2 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel dient ter implementatie van de tweede Anti Tax Avoidance Directive (tweede antibelastingontwijkingsrichtlijn) van de Raad van de EU. Het wetsvoorstel moet een einde maken aan belastingontwijking door het gebruik van structuren die zijn gericht op verschillen in belastingstelsels van landen, de zogenaamde hybride mismatches. Deze mismatches bestaan eruit dat een betaling in het ene land aftrekbaar is maar de ontvangst nergens wordt belast, of dat één betaling meerdere malen aftrekbaar is. De maatregelen worden opgenomen in de Wet op de vennootschapsbelasting. Het is de bedoeling dat de maatregelen in het wetsvoorstel per 1 januari 2020 in werking treden. Dat gebeurt ook in andere Europese landen.

Correctie van aftrek zonder betrekking in de heffing

Op grond van het wetsvoorstel wordt de aftrek van een betaling, die bij de ontvangende partij niet in de heffing wordt betrokken, geweigerd. Als dat niet kan omdat de betaler niet in een EU-lidstaat is gevestigd, dan wordt de betaling bij de ontvanger in de heffing betrokken.

Correctie van dubbele aftrek

Bij een dubbele aftrek wordt de aftrek toegestaan in de staat waar de betaler is gevestigd en in de andere betrokken staat geweigerd. Als deze staat de aftrek toch toestaat, dan weigert de staat waar de betaler is gevestigd alsnog de aftrek van de betaling.

Dubbele belastingheffing

Het is niet de bedoeling van dit wetsvoorstel dat hierdoor dubbele belastingheffing ontstaat. De richtlijn schrijft voor in welke volgorde in principe de correctiemaatregelen worden genomen. Verder is een maatregel slechts van toepassing voor zover een betaling leidt tot een hybride mismatch.

De maatregelen zijn alleen van toepassing op mismatches in gelieerde verhoudingen of wanneer sprake is van een gestructureerde regeling. Dat laatste is het geval indien de voordelen die uit de hybride mismatch voortvloeien in de voorwaarden van de regeling zijn verwerkt of als de regeling zodanig is opgezet dat er een hybride mismatch uit voortvloeit.

De maatregelen in dit wetsvoorstel hebben betrekking op hybride mismatches door een verschil in de fiscale kwalificatie van lichamen, instrumenten, vaste inrichtingen of vestigingsplaatsen tussen verschillende belastingstelsels als gevolg waarvan een fiscaal voordeel ontstaat. De maatregelen zijn niet bedoeld om andere dan hybride mismatches aan te pakken.

Conceptbesluit overgangsrecht Brexit zonder overeenkomst

De staatssecretaris van Financiën heeft een conceptbesluit met overgangsrecht gepubliceerd voor het geval het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie verlaat zonder overeenkomst. Het besluit bevat een algemene goedkeuring voor een aantal belastingwetten, waardoor het Verenigd Koninkrijk voor het jaar 2019 c.q. voor boekjaren die vóór 30 maart 2019 zijn aangevangen beschouwd wordt als lid van de Europese Unie. De algemene goedkeuring geldt voor:

  • de Wet inkomstenbelasting 2001;
  • de Wet op de loonbelasting 1964 (met deels een verlengde overgangsperiode voor alleen bestaande gevallen);
  • de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;
  • de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
  • de Algemene wet inzake rijksbelastingen; en
  • de op deze wetten betrekking hebbende algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen en beleidsbesluiten.

Daarnaast bevat dit besluit specifieke goedkeuringen voor de Loonbelasting, de Invorderingswet en de bpm. De specifieke goedkeuring voor de Loonbelasting betreft de toepassing van het anoniementarief en de identificatieplicht. Tot 15 maanden na de terugtrekking uit de EU worden VK-burgers en hun familieleden niet beschouwd als vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet. Dat betekent dat zij geen verblijfsvergunning en tewerkstellingsvergunning nodig hebben om toepassing van het anoniementarief te voorkomen.

De goedkeuring voor de Invorderingswet betreft uitstel van betaling voor aanslagen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting over belastingjaren tot en met 2019. De specifieke goedkeuring voor de bpm betreft de export van een motorvoertuig voor 30 maart 2019 als dat voertuig binnen drie maanden wordt ingeschreven in het kentekenregister van het VK.