Zakelijke afspraken maken bij lenen van of aan de BV

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Menig dga heeft een rekening courantverhouding met zijn B.V., waarbij er kleine bedragen over en weer gaan. Bij grotere bedragen zal er meestal sprake zijn van een lening. Dat kan van belang zijn als het mis gaat met de BV. Hoe zit dat?

Rekening courant: Bij een rekening courantverhouding met uw BV worden er kleine bedragen over en weer voorgeschoten en daarna verrekend. Bij bedragen tot € 17.500 hoeft er daarbij van de Belastingdienst geen rente betaald te worden. Gaat het om grotere bedragen, dan moet er dus wel rente betaald worden, omdat daarmee ook het zakelijke karakter van de rekening-courantlening kan worden vastgesteld.

Geldlening: Het kan ook zijn dat er voor langere tijd een groter geldbedrag wordt uitgeleend aan de BV door de dga of omgekeerd. De bedoeling daarvan is dat het geleende bedrag binnen een bepaalde tijd wordt afgelost en dat er rente wordt betaald over het geleende geld. 
Let op: Als de geldlener niet verplicht is om af te lossen of geen rente hoeft te betalen over het geleende bedrag, kan de lening een onzakelijk karakter krijgen. Dat kan problemen geven als het misgaat met de BV.

Eisen aan de leningsovereenkomst

Vorm van kredietovereenkomst
Een lening is in juridische zin een kredietovereenkomst waarbij de gelduitlener zich verplicht een bepaald bedrag aan de geldlener te verstrekken, die zich op zijn beurt verplicht om dit bedrag terug te betalen. Over deze lening moet rente worden betaald. Als bij de lening niet is afgesproken hoe hoog de rente is, dan is deze gelijk aan de handelsrente. Deze laatste rente is dus hoger dan de wettelijke rente.

Mondelinge leningsovereenkomst
Aan de overeenkomst van geldlening stelt de wet geen vormvereisten. Het verstrekken van een lening kan dus ook berusten op een mondelinge afspraak tussen de partijen die de leningsovereenkomst sluiten. 
Let op.  Als deze echter wordt gesloten tussen de BV en de dga, dan ontstaan er sowieso bewijsproblemen, want welke afspraken heeft de dga dan met zijn BV gemaakt over de looptijd van de lening, de aflossingstermijnen en de rente? De enige die dat in feite kan bewijzen, is de dga zelf en dat is dus vragen om (bewijs)problemen.

Schriftelijke leningsovereenkomst

Wettelijk verplicht. Om de hiervoor genoemde redenen, maar ook omdat dit wettelijk vereist is bij rechtshandelingen tussen de BV en haar dga, moet een leningsovereenkomst altijd schriftelijk worden vastgelegd. Daarin moeten dus de afspraken op een zakelijke basis worden vastgelegd. Deze overeenkomst zou dus niet moeten verschillen met de overeenkomst van geldlening die met een derde wordt gesloten. De wettelijke eis van een schriftelijke overeenkomst is gesteld, omdat er anders een benadeling van andere schuldeisers op de loer ligt als het onverhoopt misgaat met de BV.

Zakelijke voorwaarden: Om het zakelijke karakter van een lening te benadrukken, moeten er in de schriftelijke leningsovereenkomst onder meer de volgende afspraken zijn vastgelegd:

  • Wat is het bedrag van de geldlening?
  • Wanneer moet de lening zijn afgelost?
  • Hoe hoog zijn de aflossingstermijnen en over welk tijdvak moet er een aflossingstermijn plaatsvinden?
  • Welke zekerheid wordt er aan de geldlening verbonden?
  • Welk (zakelijk bepaald) rentepercentage moet er worden betaald?

Debiteurenrisico voor de BV

Lening aan de dga. Verder is van belang dat als de dga geld leent van de BV, de BV ondanks deze lening aan haar eigen verplichtingen kan blijven voldoen. Ook zou de lening door een derde partij tegen vergelijkbare voorwaarden verstrekt moeten kunnen worden.

Onzakelijke lening Lijdt het verstrekken van een lening door de BV aan de dga tot een onaanvaardbaar hoog debiteurenrisico voor de BV, dan wordt al gauw geconcludeerd dat dit een onzakelijke lening is. Fiscale afwaardering van de lening is dan bijv. niet toegestaan, maar ook zal de curator bij een onverhoopt faillissement nadrukkelijk aandacht aan de lening besteden, om te kijken of hij de dga kan aanspreken uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid.

Toestemming echtgenoot/partner?

Lening aan de B.V. Leent de dga geld aan de BV voor de normale bedrijfsuitoefening door de BV, dan heeft de dga hiervoor in beginsel toestemming nodig van zijn echtgenoot als er in gemeenschap van goederen getrouwd is of bij een geregistreerd partnerschap. Dit speelt bijv. bij het verschaffen van zekerheid via een hypotheek op de echtelijke woning. Bij huwelijkse voorwaarden kan dit overigens anders liggen en hangt het af van de inhoud van de huwelijkse voorwaarden.

Nietigheid geldlening door B.V.

De BV kan de nietigheid van een geldlening inroepen als de lening met de dga niet schriftelijk is vastgelegd. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang de dga aan het roer staat. Maar dat verandert wanneer dat niet het geval is, bijv. als de BV failliet gaat. 

Hoop, lef en trots de gevolgen van een rechts kabinet in 2024

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

PVV, VVD, NSC en BBB hebben een hoofdlijnenakkoord met de titel ‘Hoop, lef en trots’ gesloten. Dit zijn de belangrijkste punten met gevolgen voor je portemonnee.

Meer loon naar werken

Met een lastenverlichting op arbeid moet er meer loon naar werken komen. Daarbij is specifieke aandacht voor de middeninkomens. Zo wordt gedacht aan verlaging van de belastingdruk voor burgers, bijvoorbeeld door een extra schijf in de inkomstenbelasting. Ook wordt stapsgewijs gewerkt aan verbeteringen in de sociale zekerheid, fiscale regelingen en de toeslagen. Wetgeving wordt voorbereid voor een hervorming van het toeslagen- en belastingstelsel.

Ondernemers/zzp’ers

MKB-winstvrijstelling zou per 2025 worden verlaagd van 12,7% naar 12,03%. Dat gaat niet door.

De wetgevingstrajecten die meer duidelijkheid moeten geven over de aard van de arbeidsrelatie worden daarom voortgezet. Zekerheid op de arbeidsmarkt wordt gestimuleerd, bijvoorbeeld voor echte zelfstandigen (zzp’ers) in het zelfstandigenbeleid en door regulering van de uitzendsector. Er wordt gestreefd naar meer vaste contracten voor werknemers.

Box 2 en 3

De belastingtarieven in box 2 en 3 gaan omlaag. Hiervoor is €300 miljoen beschikbaar.

Kinderen

De kinderopvangtoeslag wordt in 2026 niet geïndexeerd. En dat geldt ook voor de maximum uurprijs waarvoor je kinderopvangtoeslag kunt krijgen.

De stelselherziening kinderopvang wordt doorgezet. Kinderopvang wordt bijna gratis voor werkende ouders en de toeslag wordt uitbetaald aan de instellingen.

Er komen meer mogelijkheden om ouders verantwoordelijk te houden voor schade die kinderen aanrichten.

Zorg

Het eigen risico voor de zorgverzekering gaat per 2027 omlaag van €385 naar €165.

De zorgpremie, de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) en de zorgtoeslag gaan omhoog.

Eigen woning

Er komt geen wijziging in de fiscale positie van de eigen woning. De hypotheekrenteaftrek blijft dus bestaan. En het eigenwoningforfait blijft onveranderd.

De stijging van de gemeentelijke woonlasten (OZB) wordt gemaximeerd via afspraken met gemeentes.

Giftenaftrek

De giftenaftrek wordt beperkt voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Een eerste stap wordt gezet in 2025. Per 2028 wordt de giftenaftrek in de IB geüniformeerd waarmee verschillende giften gelijk worden behandeld.

Energie

De financiële middelen voor klimaat worden voor een deel gebruikt om mensen met een laag of middeninkomen en ondernemers te helpen in de energietransitie. Te denken valt aan:

– Het helpen van mensen en kleine ondernemers bij het verduurzamen van hun woningen en bedrijfspanden. Dit zorgt voor een lagere energierekening. Er wordt specifiek aandacht besteed aan mensen die als gevolg van aansluiting op een warmtenet geconfronteerd worden met een veel hogere energierekening.

– Er komen geen verplichte labelsprongen voor koopwoningen.

– De verplichting om vanaf 2026, bij het vervangen van de verwarmingsketel, een warmtepomp te moeten installeren, wordt geschrapt.

– De aanschaf van elektrische voertuigen blijft ondersteund worden. De subsidies stoppen allemaal per 2025, de MRB gewichtscorrectie (fiscaal) blijft bestaan.

– De huidige accijnsverlaging op brandstoffen aan de pomp wordt verlengd tot en met 2025.

– De energiebelasting gaat omlaag en de salderingsregeling voor zonnepanelen wordt met ingang van 1 januari 2027 afgeschaft.

Scholing

De wildgroei aan subsidies wordt aangepakt.

Er komt een eenmalige tegemoetkoming in afbouw schulden studenten pechgeneratie. De maatregel betreft een extra incidentele tegemoetkoming van €1,4 miljard voor studenten die hebben gestudeerd onder het sociaal leenstelsel. Het budget is inclusief uitvoeringskosten.

De OV-vergoeding Nederlandse studenten in het buitenland wordt afgeschaft.

Het collegegeld voor langstudeerders gaat omhoog met €3.000 euro voor voltijdstudenten die langer dan 1 jaar uitlopen in de bachelor- of masterfase. Dit geldt vanaf studiejaar 2026/2027.

WW

De WW wordt hervormd. Hoe is nog niet bekend, maar gedacht kan worden aan het verlengen van de opzegterm?n voor arbeidscontracten in combinatie met een poortwachterstoets WW bij het UWV en of een verkorting van de WW-duur tot 18 maanden.

Overig

Het btw-tarief voor hotelovernachtingen en voor cultuur gaan met ingang van 2026 van 9% naar 21%. Voor dagrecreatie en bioscopen blijft het tarief wel 9%.

Met ingang van 2028 wordt een circulaire plastic heffing ingevoerd.

De kansspelbelasting wordt verhoogd van 30,5% naar 37,8%.

Er komt een gedifferentieerde vliegbelasting naar afstand. Vluchten over lange afstanden worden meer belast omdat deze meer uitstoot hebben.

Er komt een recht op vergissen. Een enkele fout kan niet langer een burger diep in de problemen duwen. Aanmanings- en incassokosten van de overheid gaan fors omlaag.

Recent is een nieuwe CAO Rijk afgesloten voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 31 december 2025. Onderdeel daarvan is een gemiddelde loonstijging van 9,7%. Deze CAO blijft in stand. Wel gaat vanaf 1 januari 2026 een nullijn gelden voor rijksambtenaren voor de periode van één jaar.

Het begrotingstekort mag in de komende kabinetsperiode (2024-2028) gemiddeld niet uitkomen boven de 2,8% (de Europese grens is 3%).

De plannen moeten nog verder worden uitgewerkt. Dat gaat deze zomer gebeuren.

Mijn auto is vijf jaar oud, wat nu?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Nu men vaak langer doorrijdt met een auto van de zaak, rijst de vraag hoe dat fiscaal eigenlijk zit. Simpel afgaan op wat een salarispakket of aangifteprogramma zegt, is niet altijd verstandig, blijkt in de praktijk.

Bijtelling:

Dat de bijtelling van een auto van de zaak wijzigt zodra deze 15 jaar oud is, weet men waarschijnlijk wel: de bijtelling wordt dan 35% van de dagwaarde. Maar hoe zit het als de auto vijf jaar oud is? Op grond van de overgangsregeling houdt een auto van de zaak iets meer dan 60 maanden de bijtelling die geldt op zijn datum eerste tenaamstelling (DET). In de praktijk begint de 60-maandstermijn namelijk te lopen op de eerste volle dag van een maand. Een auto met een DET van 3 april 2019, heeft dus tot en met 30 april 2024 zijn ‘oude’ bijtelling. Het bijtellingspercentage is 22% in 2019 en is sindsdien niet gewijzigd. Wel is de korting op de bijtelling aangepast. In 2019 zat er op bepaalde auto’s nog 18% korting, waardoor de bijtelling voor deze auto’s per saldo 4% was. Na afloop van deze 60 maanden is de bijtelling voor het komende jaar op de volgende manier eenvoudig te berekenen:

Wat is de originele bijtelling ?
DET t/m 2016: 25%                                                                    DET 2017 of later: 22%                                                                               
Check of er voor deze auto in de huidige wettekst nog een korting geldt:
Nulemissie auto ?
Ja: korting                                                                                                Nee: geen korting
Nulemissie auto op waterstof of met zonnepanelen?
Ja: in 2024 6% korting op de bijtellen                Nee: in 2024 6% korting over € 30.000,-
                                                                   over het meerdere geen korting


Let op
:
De 60-maandsperiode geldt maar eenmalig. Voor auto’s van vijf jaar of ouder moet men dus elk kalenderjaar opnieuw beoordelen of er een korting op de bijtelling geldt.

Btw:

Is de auto gekocht?
Ja: de correctie gaat omlaag naar 1,5%                                                               Nee?
Is er sprake van financial lease ?
Ja: de correctie gaat omlaag naar 1,5%                                            Nee: de correctie blijft 2,7%

Op btw-gebied gaat er na vijf jaar ook weleens wat mis. Zijn de daadwerkelijke privékilometers niet bekend en wordt er geen normale vergoeding voor het privégebruik betaald, dan is de standaard btw-correctie voor het privégebruik van de zaak 2,7% en bij een marge-auto 1,5%. Deze standaardpercentages gelden in principe in het jaar van aanschaf en de vier volle jaren daarna. Maar wat gebeurt er daarna? Bij een marge-auto is het simpel, dan blijft de btw-correctie 1,5%. Bij andere auto’s van de zaak moet men echter controleren of de auto is gekocht of geleaset. Bij een leaseauto moet men daarnaast controleren of het gaat om financial lease of operational lease. Hiervoor is het volgende stroomschema te gebruiken:

Let op:
 In de praktijk wordt ook weleens de stelling ingenomen dat er in geval van operational lease voor oudere auto’s ook uit zou moeten worden gegaan van 1,5%. Er loopt op dit moment een procedure bij de rechter over deze stelling

Bz-advies:

De btw-correctie is ook voor vijf jaar oude auto’s nooit hoger dan het bedrag aan btw dat in dat jaar voor deze auto in aftrek is gebracht. Uiteraard zijn hier voorwaarden aan verbonden zoals een goede administratie en specificatie van de in aftrek gebrachte btw.

Conclusie:

Het is verstandig om bij auto’s van vijf jaar of ouder te controleren of de bijtelling en btw-correctie wel juist worden toegepast. Voor niet-nulemissie-auto’s gaat de bijtelling na vijf jaar naar het gewone standaardpercentage, maar voor nulemissie-auto’s kan in 2024 nog steeds een korting op de bijtelling worden toegepast, hoewel deze een stuk lager is dan vijf jaar geleden. Ook op btw-gebied is het zinvol om de aandacht erbij te houden. Het is toch jammer om een 2,7% correctie aan te geven wanneer het 1,5% had kunnen zijn.

Ga na of uw salarispakket of aangifteprogramma de bijtelling voor de auto van de zaak en de btw goed berekent als de auto ouder is dan vijf jaar. Rond deze tijd wijzigt een en ander.

Heeft een studieschuld invloed op het krijgen van een hypotheek?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Een studieschuld kan een issue zijn bij het aanvragen van een hypotheek. Wat zijn belangrijke vragen en antwoorden over de studieschuld?

Tot een aantal jaren geleden konden studenten een volwaardige studiebeurs krijgen, zodat ze de volledige focus op de opleiding konden leggen. Een schuld kan in de loop der jaren opgelopen zijn tot wel 20.000 euro. Je hebt ruim de tijd voor het terugbetalen, maar de schuld blijft invloed hebben op je leven tot deze weer afbetaald is. Wat moet je weten over de studieschuld als je een hypotheek nodig hebt.

Een studieschuld heeft invloed op wat je maximaal aan hypotheek kunt krijgen, maar het is niet per definitie een probleem. Door de studieschuld kun je minder geld besteden aan het wonen. Hierdoor willen geldverstrekkers minder geld aan jou uitlenen. Hoeveel dit is hangt af van het moment dat je jouw studieschuld hebt opgebouwd.

Studeerde je voor 1 september 2015 en kreeg je een basisbeurs? Dan val je onder het oude leenstelsel. Je studieschuld moet dan binnen 15 jaar worden terugbetaald . Studeerde je na deze periode en heb je nooit een basisbeurs ontvangen? Dan val je onder het nieuwe leenstelsel. Je studieschuld moet dan binnen 35 jaar worden terugbetaald. Vanaf 2024 kijkt de geldverstrekker naar het bedrag wat betaald wordt een rente en aflossing van de studieschuld voor de leencapaciteit. Voorheen  werd een gedeelte van de schuld meegenomen als maandlast.

Je bent verplicht om een studieschuld te melden bij de aankoop van een woning. Een hypotheekadviseur zal er ook specifiek naar vragen. Geldverstrekkers kunnen bij het BKR jouw gegevens over leningen achterhalen, maar een studielening is hier niet in opgenomen. Voor het aanvragen van een hypotheek zal de geldverstrekker ook vragen naar documenten waaruit blijkt wat er aan studieschuld openstaat. Verzwijgen van een studieschuld kan gevolgen hebben als je in de betalingsproblemen komt.

Een volledig afbetaalde studieschuld is natuurlijk ideaal, maar vaak is het niet nodig en zelfs niet verstandig. Voor het kopen van een huis heb je namelijk ook weer vermogen nodig. De bijkomende kosten zoals de overdrachtsbelasting en de advies- en bemiddelingskosten kun je niet meefinancieren in een hypotheek. Het voordeel van een studieschuld is dat de rente in de lening laag is.

De hoogte van de schuld kun je vinden op Mijnduo. Hier vind je ook hoeveel rente je verschuldigd bent over de schuld en hoeveel je al hebt afbetaald. De rente is op dit moment 2,95 procent, maar in de toekomst kunnen de rentelasten nog meer gaan stijgen.

Investeren in 2022 of 2023 ?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Dit jaar nog de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) benutten of de investering uitstellen tot 2023 en 50% vrij afschrijven ?

Normaal schrijf je bedrijfsmiddelen af in meerdere jaren. Fiscaal geldt een afschrijvingstermijn van minimaal 5 jaar.

Het kabinet wil de mogelijkheid bieden om investeringen in nieuwebedrijfsmiddelen in 2023 willekeurig af te schrijven. Let op: de Eerste Kamer moet nog stemmen.

Dit zal gaan gelden voor 50 procent van de afschrijvingskosten, dus maximaal 50 procent van de investering mag je direct ten laste van je fiscale winst brengen. 

De resterende 50 procent moet je normaal afschrijven.

De mogelijkheid van willekeurige afschrijving geldt alleen op bedrijfsmiddelen die niet eerder in gebruik zijn genomen (en dus nieuw zijn).

De van deze regeling uitgesloten bedrijfsmiddelen zijn:

  • Vliegtuigen, gebouwen, (woon)schepen, vervoermiddelen: bromfietsen, motoren, personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer over de weg (tenzij elektrische personenauto’s);
  • Immateriële activa, zoals quota, goodwill, vermogensrechten etc.;
  • Dieren;
  • Bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk bestemd zijn voor verhuur aan derden (dit kan ook tussen bv’s zijn in je eigen bv-structuur als er geen fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting is!)
  • Bedrijfsmiddelen die om een andere reden willekeurig afschrijfbaar zijn.

Tabel kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 2022

InvesteringKleinschaligheidsinvesteringsaftrek
niet meer dan € 2.400                                              0%
€ 2.401 t/m € 59.939                                              28% van het investeringsbedrag
€ 59.940 t/m € 110.998                                              € 16.784
€ 110.999 t/m € 332.994                                              € 16.784 verminderd met 7,56% van het deel van het                                               investeringsbedrag boven de € 110.998
meer dan € 332.994                                              0%

EIA / MIA / VAMIL

In 2023 zit op diverse investeringen Energie-investeringsafrek (EIA) of Milieu-investeringsaftrek (MIA) eventueel in combinatie met Vamil (vrije afschrijving milieu-investeringen).

In januari 2023 komen de nieuwe investeringslijsten uit.

LET OP: dit moet u aanvragen binnen 3 maanden na ondertekening van de opdracht!

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.

Laatste btw-aangifte van 2022, waar moet u op letten?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Het einde van het jaar komt in zicht. Dit betekent dat u ook eens stil moet staan bij de btw-aangifte over het vierde kwartaal. Welke bijzondere posten moet u daarin meenemen?

Bijzondere posten. 
Het zal u bekend zijn dat u de btw-aangifte over een kwartaal moet indienen (en betalen) in de maand na afloop van dit kwartaal. Over het vierde kwartaal van 2022 moet u dus in januari 2023 aangifte doen en de verschuldigde belasting afdragen. Dit lijkt nog ver weg, maar in deze aangifte zitten een aantal bijzondere posten die meer aandacht vragen. Reden genoeg om deze eens voor u op een rijtje te zetten.

Auto van de zaak

Btw-correctie voor privégebruik. 
Allereerst het privégebruik van de auto van de zaak. Hiervoor moet een btw-correctie plaatsvinden die u aangeeft in de laatste btw-aangifte van het jaar. De reden voor deze correctie is dat u gedurende het jaar de btw op de autokosten, denk aan brandstof en onderhoud, geheel als voorbelasting in aftrek heeft gebracht. Omdat u (of uw werknemer) echter ook privé rijdt in deze auto, zijn deze kosten (en dus de btw) niet geheel als zakelijk op te voeren. Hierbij speelt ook de btw op de aankoop van de auto van de zaak een rol.

2,7% van de cataloguswaarde. 
In beginsel moet u een btw-correctie aangeven van 2,7% van de cataloguswaarde van de auto. Als uw auto dus een cataloguswaarde heeft van € 40.000, moet er ieder jaar een btw-correctie plaatsvinden van € 1.080. Tip.  Het bedrag van de btw-correctie inzake het privégebruik van de auto is fiscaal gezien een kostenpost en mag u van uw winst aftrekken.

Lagere correctie. 
De correctie van 2,7% van de cataloguswaarde is natuurlijk een fors bedrag. Gelukkig zijn er wel manieren om deze correctie te beperken. Allereerst is de btw-correctie nooit hoger dan het bedrag dat u in één boekjaar aan btw over de autokosten heeft verrekend. U moet er dan nog wel rekening mee houden dat er mogelijk aankoop-btw op de auto zit. Hiervan moet u 20% per jaar in uw berekening meenemen.

1,5% van de cataloguswaarde. 
Een tweede manier om de correctie te beperken, is toepassing van een lager percentage. Er geldt namelijk een percentage van 1,5% voor auto’s die uw onderneming reeds vijf jaar in bezit heeft. De btw op de aanschaf wordt dan geacht verrekend te zijn, waardoor het percentage daalt. 
Tip. U mag ook 1,5% van de cataloguswaarde toepassen als er geen btw is verrekend bij de aankoop van de auto (bijv. bij aankoop van een marge-auto of bij aankoop via een particulier).

Werkelijk gebruik. 
Ten slotte bestaat er altijd de mogelijkheid om aan te tonen dat de correctie op basis van het forfait (2,7%/1,5%) te hoog is. Hiervoor moet u inzicht hebben in het totaalaantal gereden kilometers, het aantal zakelijke kilometers en de jaarlijkse kosten voor de auto waarop btw is verrekend. Tel bij deze laatste post ook 20% van de btw op de aanschaf mee in de eerste vijf jaar. Let op. Woon-werkverkeer wordt voor de btw als privé aangemerkt.

Rubriek 1d. 
Heeft u de btw-correctie voor de auto van de zaak bepaald, dan moet u deze vervolgens opnemen in de btw-aangifte over het vierde kwartaal. Dit doet u in rubriek 1d van de aangifte.

Voorzieningen

Privévoordeel. Naast de auto van de zaak zijn er meer bijzondere posten die in aanmerking moeten worden genomen in de btw-aangifte over het vierde kwartaal. Wat dacht u bijv. van personeelsvoorzieningen, maar ook giften en relatiegeschenken. Omdat dit voor de ontvanger vaak een privévoordeel met zich meebrengt, is de btw hierop beperkt aftrekbaar.

Drempelbedrag. 
Alleen als u per jaar per werknemer of relatie niet meer uitgeeft dan € 227, kunt u de btw hierover aftrekken. Heeft u meer uitgegeven en heeft u de btw hierover afgetrokken als voorbelasting, dan corrigeert u in de laatste btw-aangifte van het jaar uw voorbelasting.

Berekening. 
De persoonsgebonden uitgaven, zoals giften en relatiegeschenken, rekent u toe aan de desbetreffende personen. Uitgaven die u doet voor een groep medewerkers (personeelsvoorzieningen), zoals bedrijfsfitness, deelt u door het aantal personen dat van de voorziening gebruikmaakt of gebruik kan maken. U kunt nu per medewerker vaststellen of u het drempelbedrag heeft overschreden. Voor de gevallen waarin dat zo is, kunt u de btw over de uitgaven niet als voorbelasting aftrekken en maakt u dus een correctie in de btw-aangifte over het vierde kwartaal.

Eigen bijdrage. 
Ontvangt u van uw werknemers of relaties een eigen bijdrage voor de voorzieningen of de relatiegeschenken, dan trekt u deze opbrengsten (exclusief btw) af van de uitgaven. Als de uitgaven op deze manier onder het drempelbedrag van € 227 komen, mag u de btw over de uitgaven volledig aftrekken. 

Let op. Over de eigen bijdrage moet u btw betalen en aangeven in uw btw-aangifte.

Btw-belaste en onbelaste prestaties

Pro rata. 
Een laatste aspect dat van belang is in de btw-aangifte over het vierde kwartaal, is de zogenaamde ‘pro rata’. Als uw omzet uit zowel btw-belaste als btw-onbelaste prestaties bestaat, dan mag u niet alle btw op uw kosten aftrekken. U moet er dan rekening mee houden dat niet al uw omzet belast is met btw.

Soorten uitgaven. 
Heeft u zowel belaste als vrijgestelde omzet, dan heeft u te maken met drie soorten uitgaven:

  • goederen en diensten die u alleen gebruikt voor belaste omzet. De btw die u hierover betaalt, is geheel aftrekbaar;
  • goederen en diensten die u alleen gebruikt voor vrijgestelde omzet. De btw die u hierover betaalt, is volledig niet-aftrekbaar;
  • goederen en diensten die u gebruikt voor belaste en vrijgestelde omzet. De btw die u hierover betaalt, is slechts gedeeltelijk aftrekbaar (pro rata).

Inschatting. 
Bij de aanschaf van goederen of diensten die u gemengd gebruikt, maakt u een inschatting welk deel van de goederen of diensten u gaat gebruiken voor belaste omzet. De btw over dat deel trekt u af als voorbelasting.

Correctie na inschatting. 
Maar daarmee bent u er nog niet. Na deze inschatting moet u mogelijk nog een correctie doorvoeren in de btw-aangifte van het vierde kwartaal. Hoelang u dit moet blijven doen, is afhankelijk van de soort uitgave die u heeft gedaan.

Wanneer herzien? 
De btw kent meerdere momenten waarop u de afgetrokken btw eventueel herziet. Gebruikt u de goederen of diensten meteen na aankoop, dan bekijkt u aan het einde van het jaar of uw eerste inschatting overeenkomt met het uiteindelijke gebruik. Wijkt dit af, dan corrigeert u dat in de laatste btw-aangifte van het jaar. Dit kan dus leiden tot meer of minder aftrek.

Investering. 
Als u kosten heeft gemaakt voor een investeringsgoed dat meerdere jaren wordt gebruikt, dan moet u ook meerdere jaren het gebruik blijven volgen. Voor onroerende goederen doet u dat in de negen jaar die volgen op het jaar van het in gebruik nemen van de investeringsgoederen. Voor roerende investeringsgoederen doet u dat vier jaar.

Verhouding. 
In deze periode bekijkt u elk jaar of de verhouding tussen belast en vrijgesteld gebruik nog hetzelfde is als in het jaar dat u de investeringsgoederen in gebruik heeft genomen. Is dat niet zo en is het verschil groter dan 10%, dan moet u een deel van de afgetrokken btw herzien in de laatste btw-aangifte van dat jaar. Ieder jaar kan dit dus positief of negatief uitpakken.

Bedenk dat er diverse bijzondere posten moeten worden opgenomen in uw btw-aangifte over het vierde kwartaal, zoals de btw-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak en de personeelsvoorzieningen. Dit betekent dat u tijdig moet starten met het bijeenbrengen van de benodigde informatie.

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.

Meer flexibiliteit binnen aflossingsregeling coronabelastingschuld

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Voor u gelezen: Meer flexibiliteit binnen aflossingsregeling coronabelastingschuld

Op de website van de Rijksoverheid staat dat het kabinet de bestaande betalingsregeling wil versoepelen voor bedrijven die tijdens corona een belastingschuld hebben opgebouwd. Zo kan tegemoet worden gekomen aan de problemen die in de kern gezonde ondernemingen ervaren bij het aflossen van de belastingschuld. Dat staat in een brief die staatssecretaris Van Rij naar de Tweede Kamer stuurt naar aanleiding van een internetconsultatie en gesprekken met ondernemersorganisaties.

Ondernemers konden tijdens de coronacrisis tijdelijk uitstel van belastingbetaling krijgen als onderdeel van het coronasteunpakket. Sinds april is het steunpakket afgelopen en vanaf 1 oktober 2022 hebben ondernemers vijf jaar de tijd om deze opgebouwde belastingschuld af te lossen. Momenteel hebben 279.000 ondernemers nog een openstaande belastingschuld van 21 miljard euro. In totaal hebben zo’n 400.000 ondernemers gebruik gemaakt van het tijdelijk uitstel. Een deel van de ondernemers die gebruikt heeft gemaakt van dit belastinguitstel heeft de schuld al deels of volledig afbetaald. Hierdoor is inmiddels ruim de helft van het oorspronkelijke bedrag van 47 miljard euro al afgelost.

Het kabinet ziet twee mogelijkheden om in de kern gezonde ondernemingen meer flexibiliteit te bieden bij het terugbetalen. Dit kan door te betalen maandbedragen per kwartaal te mogen voldoen en door een incidentele betaalpauze mogelijk te maken binnen de bestaande betalingsregeling. Dit kan helpen voor bijvoorbeeld bedrijven met een sterk wisselende omzet door seizoensinvloeden. 

Meer informatie vind u op https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2022/07/01/meer-flexibiliteit-binnen-aflossingsregeling-coronabelastingschuld

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.

Bron: Rijksoverheid

Voorkom bestuurdersaansprakelijkheid door tijdig te deponeren

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Als bestuurder van een onderneming met rechtspersoon kan je aansprakelijk gesteld worden door middel van onbehoorlijk bestuur. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

  • Het onnodig nemen van grote financiële risico’s
  • Schending van boekhoudplicht
  • Niet tijdig deponeren

Gezien de tijd van het jaar gaan wij in op het laatste punt, om de bestuurdersaansprakelijkheid door niet tijdig te deponeren te voorkomen. Het deponeren van de jaarstukken gaat normaliter als volgt.

De jaarrekening dient binnen 5 maanden opgesteld te worden met het bestuur. Mocht deze periode te kort zijn, dan mogen de aandeelhouders tijdens een Algemene Vergadering beslissen om de periode met nog 5 maanden te verlengen. Eenmaal opgesteld heeft het bestuur 2 maanden de tijd om de aandeelhouders, middels een Algemene Vergadering, bijeen te roepen om de jaarrekening vast te stellen. Na het vaststellen van de jaarrekening heeft het bestuur 8 dagen om de jaarrekening bij de KvK te deponeren.

De 2 maanden vervallen als de aandeelhouder(s) gelijk is/zijn aan de bestuurder(s). Derhalve is dan de uiterste termijn voor deponering 8 november, na afloop van een boekjaar welke gelijk is aan een kalenderjaar.

Houd er rekening mee dat 12 maanden na eindigen van een boekjaar de uiterste datum is voor deponering door het bestuur. Als de jaarrekening pas wordt vastgesteld op 31 december, bij een boekjaar gelijk aan kalenderjaar, dan dient deze dezelfde dag nog gedeponeerd te worden. Mocht het voorkomen dat het bestuur de AVA niet tijdig bijeenkrijgt mag zij de jaarrekening als “niet vastgesteld” deponeren.

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.

Waar moet je op letten bij vakantiewerkers? Wijzigingen per 1 en 2 augustus en opmerkelijke CAO bepaling

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Vakantiewerkers

Het is weer vakantie en dan kan het zijn dat je vakantiewerkers aan wil nemen die gedurende de zomervakantie komen werken. Maar waar moet je rekening mee houden.

Een vakantiewerker heeft net als vaste werknemers of oproepkrachten een arbeidsovereenkomst. Een schriftelijke arbeidsovereenkomst is niet verplicht maar heeft wel de voorkeur. Een vakantiewerker kan een contract voor bepaald aantal uren (fulltime of parttime) krijgen of een oproepcontract. Een vakantiekracht die jonger is dan 16 jaar mag niet zelfstandig een arbeidsovereenkomst ondertekenen, daarvoor heb je ook handtekening van ouders nodig. Vanaf 16 jaar mag werknemer zelf ondertekenen zonder handtekening van ouders.

Een vakantiewerker krijgt vaak een contract voor bepaalde tijd. Zet in contract altijd de einddatum en geef aan dat contract niet verlengd wordt als contractduur afgelopen is. Dan loopt het contract tenminste niet door als je in de vakantieperiode vergeet het contract op te zeggen.

Een vakantiewerker heeft recht op tenminste het wettelijk minimumloon, vakantiegeld en vakantie-uren. Vaak wordt het vakantiegeld en vakantie-uren maandelijks uitbetaald. Het kan zijn dat volgens  CAO een hoger loon dan het wettelijk minimumloon betaald moet worden. Bij twijfel neem contact met ons op.

Een vakantiewerker heeft dezelfde rechten en plichten als gewone werknemers. Maar let op dat er beperkingen zijn voor arbeidstijden en werkzaamheden voor jonge werknemers. Voor meer informatie kun je terecht op de site van rijksoverheid, klik HIER.

Wijzigingen per 1 en 2 augustus

In een eerdere blog zijn wijzigingen in het arbeidsrecht per 1 augustus al besproken maar hieronder volgt nog een kort overzicht van de wijzigingen per 1 augustus 2022.

  • Uitbreiding informatieplicht voor werkgevers (er moeten meer zaken vastgelegd worden in contract of personeelshandboek)
  • Verzoek om meer zekere en voorspelbare vorm van arbeid (bv bij oproepkrachten kan afgesproken worden dat ze alleen op maandag tot en met donderdag opgeroepen worden)
  • Nevenwerkzaamhedenbeding (verbod op nevenwerkzaamheden is niet zo maar meer toegestaan behalve als er sprake is van objectieve rechtsvaardigheidsgrond)
  • Scholingskostenbeding (mogelijkheden om scholingskosten op werknemer te verhalen worden beperkt)

Per 2 augustus wordt het ouderschapsverlof deels betaald verlof. Werknemers hebben recht op 9 weken gedeeltelijk betaling van het ouderschapsverlof dat wordt opgenomen voordat het kind één jaar oud is. De werknemer krijgt 70% van het dagloon (met maximum van 70% van maximumdagloon). Ouderschapsverlof kan aangevraagd worden voor wettelijke ouders, diegene die het kind erkend heeft, samenwoont met kind en het verzorgt en opvoedt of de pleegzorgouder of adoptieouder.

Opmerking CAO bepaling

Als afsluiter een opmerkelijke CAO bepaling:

“Alléén als de werkgever daarvoor toestemming geeft, wordt er alcohol geschonken.”

Toch handig dat dit in de CAO geregeld is.

Proost, en fijne vakantie!

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.

Negen vragen en antwoorden over vakantie(geld). En een opmerkelijke bepaling uit de CAO om de vakantie mee te beginnen.

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De maanden mei en juni zijn de maanden waar veel werknemers het vakantiegeld ontvangen en op vakantie gaan. Waar moet je rekening mee houden? Dit is uitgelegd in de onderstaande 9 vragen en antwoorden. 

  1. Is er altijd al vakantiegeld geweest?

Het vakantiegeld bestaat eigenlijk pas vanaf 1945. Tot 1910 kon je wel op vakantie maar kreeg je niet betaald, alle vakantiedagen waren onbetaald verlof. Niet werken was geen salaris. In 1910 is vakantiegeld ontstaan. Toen was het nog betaald verlof. Dus als je vakantie had kreeg je gewoon salaris. Het was dus eigenlijk geen vakantiegeld maar vakantie-verlof (of vakantie-rechten). Na de Tweede Wereldoorlog kwam daar een toeslag bij omdat veel mensen geen geld hadden om op vakantie te gaan. Toen is het vakantiegeld (ook wel vakantietoeslag of vakantiebijslag genoemd) ontstaan. In 1969 is de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag aangenomen. Vanaf 1969 was het minimale vakantiegeld 6% van het bruto jaarloon. Vanaf 1 juni 1974 werd dit 7%, vanaf 1 juni 1980 werd dit 7,5% en sinds 1 juni 1988 is het vakantiegeld 8%.

  • Is vakantiegeld altijd 8%?

Nee, het vakantiegeld is niet altijd 8%. Het vakantiegeld is tenminste 8% en maximaal drie maal het minimumloon. Maar van het laatste mogen werkgevers afwijken ten gunste van de werknemers. Ook kan in de CAO of arbeidsovereenkomst worden bepaald dat er meer dan 8% wordt betaald. In diverse agrarische CAO’s is bijvoorbeeld bepaalt dat het vakantiegeld 8,25% is. In CAO’s van Metaal en Techniek is vastgelegd dat er een minimum bedrag voor vakantiegeld is. Dus als het salaris maal 8% lager is dan het minimum vakantiegeld, dan krijgt de medewerker toch het minimum vakantiegeld.

  • Waarover wordt vakantiegeld berekend?

Het vakantiegeld wordt berekend over tenminste het brutoloon. Uitbetaling van (bovenwettelijke) vakantiedagen is brutoloon dus daarover moet ook vakantiegeld betaald worden. Over overuren hoeft niet altijd vakantiegeld betaald te worden. Dit is vaak in de CAO geregeld. De hoofdregel is als overuren tegen 100% uitbetaald worden dan moet er wel vakantiegeld over de overuren betaald worden. Geldt er een toeslag (van tenminste 8%) voor overuren dan hoeft er niet altijd vakantiegeld over overuren betaald te worden. Over bijvoorbeeld bonussen, belaste onkostenvergoedingen en dertiende maand is (meestal) geen vakantiegeld verschuldigd.

  • Wanneer moet vakantiegeld betaald worden?

De meeste bedrijven betalen ééns per jaar het vakantiegeld uit, meestal in mei of juni. Maar dat hoeft niet. Het mag ook maandelijks uitbetaald worden, de toeslag vakantiegeld moet dan wel zichtbaar zijn op de loonstrook. Je mag ook twee keer per jaar het vakantiegeld uitbetalen. De betaaldata van vakantiegeld staat in CAO of in de arbeidsovereenkomst. Je mag als werkgever niet bepalen dat het vakantiegeld later of in delen wordt betaald. Dat is alleen mogelijk als het in de Wet, CAO of arbeidsovereenkomst is bepaald.

  • Is vakantiegeld zwaarder belast dan het normale salaris?

Nee, dat is niet het geval. In Nederland kennen we een progressief belastingstelsel. Hoe meer je verdient hoe hoger het percentage belasting dat je moet betalen. En als de loonheffingskorting wordt toegepast is er over de eerste € 738 geen belasting verschuldigd. Als voorbeeld een werknemer, die loonheffingskorting toepast, met een brutoloon van € 2.500. Deze werknemer heeft recht op € 2.400 vakantiegeld. Wordt de € 2.400 in één maand bij zijn salaris opgeteld dan moet werknemer 46,94% belasting betalen over € 2.400 salaris wat hij bovenop zijn normale salaris verdient. Wordt maandelijks het vakantiegeld uitgekeerd dan betaald de werknemer over de laatste € 200 salaris maandelijks 40,96% belasting. Bij vakantiegeld wat jaarlijks uitbetaald wordt moet het tarief bijzondere beloningen toegepast worden. Bij een brutoloon van € 2.500 is jaarloon Bijzonder Tarief € 32.400. Als we in de tabel kijken naar het bijzonder tarief dan is dat 40,47% belasting. Let op dat dit voorbeeld is gebaseerd op een bruto loon van € 2.500.  

  • Wat is verschil tussen wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen?

Een werknemer heeft recht op tenminste vier keer de arbeidsduur per week. Werkt werknemer vijf dagen dan is zijn wettelijk verlof 20 dagen. In veel CAO’s en arbeidsovereenkomsten zijn meer dagen afgesproken, de zogenaamde bovenwettelijke vakantiedagen. De wettelijke vakantiedagen blijven 6 maanden geldig na afloop van het jaar. Bovenwettelijke vakantiedagen blijven 5 jaar na afloop van het jaar geldig. De wettelijke vakantiedagen die in 2021 zijn opgebouwd moeten in principe voor 1 juli 2022 zijn opgenomen. Maar wat als de medewerker de wettelijke vakantiedagen van 2021 niet heeft opgenomen, komen deze zomaar te vervallen en mag de werknemer deze dagen niet meer opnemen. Nee, zo simpel is het niet. Je moet werknemer tijdig attenderen dat hij nog niet alle wettelijke vakantiedagen van 2021 heeft opgenomen. Vervolgens moet je werknemer ook in de gelegenheid stellen de vakantiedagen op te nemen. En bij personeelstekort is het moeilijk om werknemer in de gelegenheid te stellen om vakantiedagen op te nemen. Je kunt dus niet als werkgever wachten tot 1 juli en dan vervolgens zeggen dat werknemer zijn verlofdagen kwijt is.  Hou daarom in de verlofregistratie goed bij welke vakantiedagen opgebouwd en opgenomen zijn.

  • Mag werkgever vakantie weigeren?

Nee, dat mag niet zomaar. In de meeste CAO’s en arbeidsovereenkomsten staat dat de vakantie onderling geregeld moet worden. De werkgever mag een vakantie weigeren als er gewichtige reden of een zwaarwegend bedrijfsbelang is. Dat is het geval als de vakantie leidt tot ernstige verstoring van de bedrijfsvoering. De gevolgen van de verstoring moet de werkgever afwegen tegen de gevolgen van het weigeren van de vakantie voor de werknemer. Je moet als werkgever een goede reden hebben om vakantie te weigeren. De werkgever mag de vakantie ook weigeren als de werknemer te weinig vakantiedagen heeft voor de duur van de gewenste vakantie. Een werkgever mag een vakantie ook weigeren als in de CAO of arbeidsovereenkomst staat dat de werknemer in een bepaalde periode vakantie op moet nemen of juist geen vakantie op mag nemen.

  • Mag een zieke werknemer op vakantie?

Ja, dat mag. Maar alleen als de werkgever en bedrijfsarts geen bezwaar hebben. De vakantie mag de genezing niet in de weg staan. Een zieke werknemer heeft een re-integratieverplichting. Op moment dat de zieke werknemer met vakantie is hoeft hij/zij niet aan de re-integratieverplichting te voldoen. Wat als een zieke medewerker toch op vakantie gaat zonder overleg. Dit kan gezien worden als het niet meewerken aan de re-integratieverplichting en kan het loon opgeschort of stopgezet worden.

  • Wat als medewerker ziek wordt op vakantie?

De werknemer moet ziekte direct melden bij werkgever, zijn verblijfadres doorgeven en alles nalaten wat zijn/haar herstel belemmert. De werkgever moet werknemer ziekmelden bij de Arbodienst.

Opmerkelijke bepaling uit CAO

In CAO’s staan veel bepalingen van de afspraken tussen werkgever en werknemer. Maar je kunt ook overdrijven met de bepalingen:

                “Artikel 19

Toiletbezoek en beloning

De werknemer heeft recht op doorbetaling van het feitelijke loon inclusief eventuele van toepassing zijnde toeslagen gedurende de tijd dat hij tijdens werktijd het toilet bezoekt.”

Bron: CAO Slagersbedrijf 2021-2022 ttw versie 31-08-2021.

Fijne vakantie!

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.