Mijn auto is vijf jaar oud, wat nu?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Nu men vaak langer doorrijdt met een auto van de zaak, rijst de vraag hoe dat fiscaal eigenlijk zit. Simpel afgaan op wat een salarispakket of aangifteprogramma zegt, is niet altijd verstandig, blijkt in de praktijk.

Bijtelling:

Dat de bijtelling van een auto van de zaak wijzigt zodra deze 15 jaar oud is, weet men waarschijnlijk wel: de bijtelling wordt dan 35% van de dagwaarde. Maar hoe zit het als de auto vijf jaar oud is? Op grond van de overgangsregeling houdt een auto van de zaak iets meer dan 60 maanden de bijtelling die geldt op zijn datum eerste tenaamstelling (DET). In de praktijk begint de 60-maandstermijn namelijk te lopen op de eerste volle dag van een maand. Een auto met een DET van 3 april 2019, heeft dus tot en met 30 april 2024 zijn ‘oude’ bijtelling. Het bijtellingspercentage is 22% in 2019 en is sindsdien niet gewijzigd. Wel is de korting op de bijtelling aangepast. In 2019 zat er op bepaalde auto’s nog 18% korting, waardoor de bijtelling voor deze auto’s per saldo 4% was. Na afloop van deze 60 maanden is de bijtelling voor het komende jaar op de volgende manier eenvoudig te berekenen:

Wat is de originele bijtelling ?
DET t/m 2016: 25%                                                                    DET 2017 of later: 22%                                                                               
Check of er voor deze auto in de huidige wettekst nog een korting geldt:
Nulemissie auto ?
Ja: korting                                                                                                Nee: geen korting
Nulemissie auto op waterstof of met zonnepanelen?
Ja: in 2024 6% korting op de bijtellen                Nee: in 2024 6% korting over € 30.000,-
                                                                   over het meerdere geen korting


Let op
:
De 60-maandsperiode geldt maar eenmalig. Voor auto’s van vijf jaar of ouder moet men dus elk kalenderjaar opnieuw beoordelen of er een korting op de bijtelling geldt.

Btw:

Is de auto gekocht?
Ja: de correctie gaat omlaag naar 1,5%                                                               Nee?
Is er sprake van financial lease ?
Ja: de correctie gaat omlaag naar 1,5%                                            Nee: de correctie blijft 2,7%

Op btw-gebied gaat er na vijf jaar ook weleens wat mis. Zijn de daadwerkelijke privékilometers niet bekend en wordt er geen normale vergoeding voor het privégebruik betaald, dan is de standaard btw-correctie voor het privégebruik van de zaak 2,7% en bij een marge-auto 1,5%. Deze standaardpercentages gelden in principe in het jaar van aanschaf en de vier volle jaren daarna. Maar wat gebeurt er daarna? Bij een marge-auto is het simpel, dan blijft de btw-correctie 1,5%. Bij andere auto’s van de zaak moet men echter controleren of de auto is gekocht of geleaset. Bij een leaseauto moet men daarnaast controleren of het gaat om financial lease of operational lease. Hiervoor is het volgende stroomschema te gebruiken:

Let op:
 In de praktijk wordt ook weleens de stelling ingenomen dat er in geval van operational lease voor oudere auto’s ook uit zou moeten worden gegaan van 1,5%. Er loopt op dit moment een procedure bij de rechter over deze stelling

Bz-advies:

De btw-correctie is ook voor vijf jaar oude auto’s nooit hoger dan het bedrag aan btw dat in dat jaar voor deze auto in aftrek is gebracht. Uiteraard zijn hier voorwaarden aan verbonden zoals een goede administratie en specificatie van de in aftrek gebrachte btw.

Conclusie:

Het is verstandig om bij auto’s van vijf jaar of ouder te controleren of de bijtelling en btw-correctie wel juist worden toegepast. Voor niet-nulemissie-auto’s gaat de bijtelling na vijf jaar naar het gewone standaardpercentage, maar voor nulemissie-auto’s kan in 2024 nog steeds een korting op de bijtelling worden toegepast, hoewel deze een stuk lager is dan vijf jaar geleden. Ook op btw-gebied is het zinvol om de aandacht erbij te houden. Het is toch jammer om een 2,7% correctie aan te geven wanneer het 1,5% had kunnen zijn.

Ga na of uw salarispakket of aangifteprogramma de bijtelling voor de auto van de zaak en de btw goed berekent als de auto ouder is dan vijf jaar. Rond deze tijd wijzigt een en ander.

Heeft een studieschuld invloed op het krijgen van een hypotheek?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Een studieschuld kan een issue zijn bij het aanvragen van een hypotheek. Wat zijn belangrijke vragen en antwoorden over de studieschuld?

Tot een aantal jaren geleden konden studenten een volwaardige studiebeurs krijgen, zodat ze de volledige focus op de opleiding konden leggen. Een schuld kan in de loop der jaren opgelopen zijn tot wel 20.000 euro. Je hebt ruim de tijd voor het terugbetalen, maar de schuld blijft invloed hebben op je leven tot deze weer afbetaald is. Wat moet je weten over de studieschuld als je een hypotheek nodig hebt.

Een studieschuld heeft invloed op wat je maximaal aan hypotheek kunt krijgen, maar het is niet per definitie een probleem. Door de studieschuld kun je minder geld besteden aan het wonen. Hierdoor willen geldverstrekkers minder geld aan jou uitlenen. Hoeveel dit is hangt af van het moment dat je jouw studieschuld hebt opgebouwd.

Studeerde je voor 1 september 2015 en kreeg je een basisbeurs? Dan val je onder het oude leenstelsel. Je studieschuld moet dan binnen 15 jaar worden terugbetaald . Studeerde je na deze periode en heb je nooit een basisbeurs ontvangen? Dan val je onder het nieuwe leenstelsel. Je studieschuld moet dan binnen 35 jaar worden terugbetaald. Vanaf 2024 kijkt de geldverstrekker naar het bedrag wat betaald wordt een rente en aflossing van de studieschuld voor de leencapaciteit. Voorheen  werd een gedeelte van de schuld meegenomen als maandlast.

Je bent verplicht om een studieschuld te melden bij de aankoop van een woning. Een hypotheekadviseur zal er ook specifiek naar vragen. Geldverstrekkers kunnen bij het BKR jouw gegevens over leningen achterhalen, maar een studielening is hier niet in opgenomen. Voor het aanvragen van een hypotheek zal de geldverstrekker ook vragen naar documenten waaruit blijkt wat er aan studieschuld openstaat. Verzwijgen van een studieschuld kan gevolgen hebben als je in de betalingsproblemen komt.

Een volledig afbetaalde studieschuld is natuurlijk ideaal, maar vaak is het niet nodig en zelfs niet verstandig. Voor het kopen van een huis heb je namelijk ook weer vermogen nodig. De bijkomende kosten zoals de overdrachtsbelasting en de advies- en bemiddelingskosten kun je niet meefinancieren in een hypotheek. Het voordeel van een studieschuld is dat de rente in de lening laag is.

De hoogte van de schuld kun je vinden op Mijnduo. Hier vind je ook hoeveel rente je verschuldigd bent over de schuld en hoeveel je al hebt afbetaald. De rente is op dit moment 2,95 procent, maar in de toekomst kunnen de rentelasten nog meer gaan stijgen.

Investeren in 2022 of 2023 ?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Dit jaar nog de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) benutten of de investering uitstellen tot 2023 en 50% vrij afschrijven ?

Normaal schrijf je bedrijfsmiddelen af in meerdere jaren. Fiscaal geldt een afschrijvingstermijn van minimaal 5 jaar.

Het kabinet wil de mogelijkheid bieden om investeringen in nieuwebedrijfsmiddelen in 2023 willekeurig af te schrijven. Let op: de Eerste Kamer moet nog stemmen.

Dit zal gaan gelden voor 50 procent van de afschrijvingskosten, dus maximaal 50 procent van de investering mag je direct ten laste van je fiscale winst brengen. 

De resterende 50 procent moet je normaal afschrijven.

De mogelijkheid van willekeurige afschrijving geldt alleen op bedrijfsmiddelen die niet eerder in gebruik zijn genomen (en dus nieuw zijn).

De van deze regeling uitgesloten bedrijfsmiddelen zijn:

  • Vliegtuigen, gebouwen, (woon)schepen, vervoermiddelen: bromfietsen, motoren, personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer over de weg (tenzij elektrische personenauto’s);
  • Immateriële activa, zoals quota, goodwill, vermogensrechten etc.;
  • Dieren;
  • Bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk bestemd zijn voor verhuur aan derden (dit kan ook tussen bv’s zijn in je eigen bv-structuur als er geen fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting is!)
  • Bedrijfsmiddelen die om een andere reden willekeurig afschrijfbaar zijn.

Tabel kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 2022

InvesteringKleinschaligheidsinvesteringsaftrek
niet meer dan € 2.400                                              0%
€ 2.401 t/m € 59.939                                              28% van het investeringsbedrag
€ 59.940 t/m € 110.998                                              € 16.784
€ 110.999 t/m € 332.994                                              € 16.784 verminderd met 7,56% van het deel van het                                               investeringsbedrag boven de € 110.998
meer dan € 332.994                                              0%

EIA / MIA / VAMIL

In 2023 zit op diverse investeringen Energie-investeringsafrek (EIA) of Milieu-investeringsaftrek (MIA) eventueel in combinatie met Vamil (vrije afschrijving milieu-investeringen).

In januari 2023 komen de nieuwe investeringslijsten uit.

LET OP: dit moet u aanvragen binnen 3 maanden na ondertekening van de opdracht!

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.

Laatste btw-aangifte van 2022, waar moet u op letten?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Het einde van het jaar komt in zicht. Dit betekent dat u ook eens stil moet staan bij de btw-aangifte over het vierde kwartaal. Welke bijzondere posten moet u daarin meenemen?

Bijzondere posten. 
Het zal u bekend zijn dat u de btw-aangifte over een kwartaal moet indienen (en betalen) in de maand na afloop van dit kwartaal. Over het vierde kwartaal van 2022 moet u dus in januari 2023 aangifte doen en de verschuldigde belasting afdragen. Dit lijkt nog ver weg, maar in deze aangifte zitten een aantal bijzondere posten die meer aandacht vragen. Reden genoeg om deze eens voor u op een rijtje te zetten.

Auto van de zaak

Btw-correctie voor privégebruik. 
Allereerst het privégebruik van de auto van de zaak. Hiervoor moet een btw-correctie plaatsvinden die u aangeeft in de laatste btw-aangifte van het jaar. De reden voor deze correctie is dat u gedurende het jaar de btw op de autokosten, denk aan brandstof en onderhoud, geheel als voorbelasting in aftrek heeft gebracht. Omdat u (of uw werknemer) echter ook privé rijdt in deze auto, zijn deze kosten (en dus de btw) niet geheel als zakelijk op te voeren. Hierbij speelt ook de btw op de aankoop van de auto van de zaak een rol.

2,7% van de cataloguswaarde. 
In beginsel moet u een btw-correctie aangeven van 2,7% van de cataloguswaarde van de auto. Als uw auto dus een cataloguswaarde heeft van € 40.000, moet er ieder jaar een btw-correctie plaatsvinden van € 1.080. Tip.  Het bedrag van de btw-correctie inzake het privégebruik van de auto is fiscaal gezien een kostenpost en mag u van uw winst aftrekken.

Lagere correctie. 
De correctie van 2,7% van de cataloguswaarde is natuurlijk een fors bedrag. Gelukkig zijn er wel manieren om deze correctie te beperken. Allereerst is de btw-correctie nooit hoger dan het bedrag dat u in één boekjaar aan btw over de autokosten heeft verrekend. U moet er dan nog wel rekening mee houden dat er mogelijk aankoop-btw op de auto zit. Hiervan moet u 20% per jaar in uw berekening meenemen.

1,5% van de cataloguswaarde. 
Een tweede manier om de correctie te beperken, is toepassing van een lager percentage. Er geldt namelijk een percentage van 1,5% voor auto’s die uw onderneming reeds vijf jaar in bezit heeft. De btw op de aanschaf wordt dan geacht verrekend te zijn, waardoor het percentage daalt. 
Tip. U mag ook 1,5% van de cataloguswaarde toepassen als er geen btw is verrekend bij de aankoop van de auto (bijv. bij aankoop van een marge-auto of bij aankoop via een particulier).

Werkelijk gebruik. 
Ten slotte bestaat er altijd de mogelijkheid om aan te tonen dat de correctie op basis van het forfait (2,7%/1,5%) te hoog is. Hiervoor moet u inzicht hebben in het totaalaantal gereden kilometers, het aantal zakelijke kilometers en de jaarlijkse kosten voor de auto waarop btw is verrekend. Tel bij deze laatste post ook 20% van de btw op de aanschaf mee in de eerste vijf jaar. Let op. Woon-werkverkeer wordt voor de btw als privé aangemerkt.

Rubriek 1d. 
Heeft u de btw-correctie voor de auto van de zaak bepaald, dan moet u deze vervolgens opnemen in de btw-aangifte over het vierde kwartaal. Dit doet u in rubriek 1d van de aangifte.

Voorzieningen

Privévoordeel. Naast de auto van de zaak zijn er meer bijzondere posten die in aanmerking moeten worden genomen in de btw-aangifte over het vierde kwartaal. Wat dacht u bijv. van personeelsvoorzieningen, maar ook giften en relatiegeschenken. Omdat dit voor de ontvanger vaak een privévoordeel met zich meebrengt, is de btw hierop beperkt aftrekbaar.

Drempelbedrag. 
Alleen als u per jaar per werknemer of relatie niet meer uitgeeft dan € 227, kunt u de btw hierover aftrekken. Heeft u meer uitgegeven en heeft u de btw hierover afgetrokken als voorbelasting, dan corrigeert u in de laatste btw-aangifte van het jaar uw voorbelasting.

Berekening. 
De persoonsgebonden uitgaven, zoals giften en relatiegeschenken, rekent u toe aan de desbetreffende personen. Uitgaven die u doet voor een groep medewerkers (personeelsvoorzieningen), zoals bedrijfsfitness, deelt u door het aantal personen dat van de voorziening gebruikmaakt of gebruik kan maken. U kunt nu per medewerker vaststellen of u het drempelbedrag heeft overschreden. Voor de gevallen waarin dat zo is, kunt u de btw over de uitgaven niet als voorbelasting aftrekken en maakt u dus een correctie in de btw-aangifte over het vierde kwartaal.

Eigen bijdrage. 
Ontvangt u van uw werknemers of relaties een eigen bijdrage voor de voorzieningen of de relatiegeschenken, dan trekt u deze opbrengsten (exclusief btw) af van de uitgaven. Als de uitgaven op deze manier onder het drempelbedrag van € 227 komen, mag u de btw over de uitgaven volledig aftrekken. 

Let op. Over de eigen bijdrage moet u btw betalen en aangeven in uw btw-aangifte.

Btw-belaste en onbelaste prestaties

Pro rata. 
Een laatste aspect dat van belang is in de btw-aangifte over het vierde kwartaal, is de zogenaamde ‘pro rata’. Als uw omzet uit zowel btw-belaste als btw-onbelaste prestaties bestaat, dan mag u niet alle btw op uw kosten aftrekken. U moet er dan rekening mee houden dat niet al uw omzet belast is met btw.

Soorten uitgaven. 
Heeft u zowel belaste als vrijgestelde omzet, dan heeft u te maken met drie soorten uitgaven:

  • goederen en diensten die u alleen gebruikt voor belaste omzet. De btw die u hierover betaalt, is geheel aftrekbaar;
  • goederen en diensten die u alleen gebruikt voor vrijgestelde omzet. De btw die u hierover betaalt, is volledig niet-aftrekbaar;
  • goederen en diensten die u gebruikt voor belaste en vrijgestelde omzet. De btw die u hierover betaalt, is slechts gedeeltelijk aftrekbaar (pro rata).

Inschatting. 
Bij de aanschaf van goederen of diensten die u gemengd gebruikt, maakt u een inschatting welk deel van de goederen of diensten u gaat gebruiken voor belaste omzet. De btw over dat deel trekt u af als voorbelasting.

Correctie na inschatting. 
Maar daarmee bent u er nog niet. Na deze inschatting moet u mogelijk nog een correctie doorvoeren in de btw-aangifte van het vierde kwartaal. Hoelang u dit moet blijven doen, is afhankelijk van de soort uitgave die u heeft gedaan.

Wanneer herzien? 
De btw kent meerdere momenten waarop u de afgetrokken btw eventueel herziet. Gebruikt u de goederen of diensten meteen na aankoop, dan bekijkt u aan het einde van het jaar of uw eerste inschatting overeenkomt met het uiteindelijke gebruik. Wijkt dit af, dan corrigeert u dat in de laatste btw-aangifte van het jaar. Dit kan dus leiden tot meer of minder aftrek.

Investering. 
Als u kosten heeft gemaakt voor een investeringsgoed dat meerdere jaren wordt gebruikt, dan moet u ook meerdere jaren het gebruik blijven volgen. Voor onroerende goederen doet u dat in de negen jaar die volgen op het jaar van het in gebruik nemen van de investeringsgoederen. Voor roerende investeringsgoederen doet u dat vier jaar.

Verhouding. 
In deze periode bekijkt u elk jaar of de verhouding tussen belast en vrijgesteld gebruik nog hetzelfde is als in het jaar dat u de investeringsgoederen in gebruik heeft genomen. Is dat niet zo en is het verschil groter dan 10%, dan moet u een deel van de afgetrokken btw herzien in de laatste btw-aangifte van dat jaar. Ieder jaar kan dit dus positief of negatief uitpakken.

Bedenk dat er diverse bijzondere posten moeten worden opgenomen in uw btw-aangifte over het vierde kwartaal, zoals de btw-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak en de personeelsvoorzieningen. Dit betekent dat u tijdig moet starten met het bijeenbrengen van de benodigde informatie.

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.

Meer flexibiliteit binnen aflossingsregeling coronabelastingschuld

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Voor u gelezen: Meer flexibiliteit binnen aflossingsregeling coronabelastingschuld

Op de website van de Rijksoverheid staat dat het kabinet de bestaande betalingsregeling wil versoepelen voor bedrijven die tijdens corona een belastingschuld hebben opgebouwd. Zo kan tegemoet worden gekomen aan de problemen die in de kern gezonde ondernemingen ervaren bij het aflossen van de belastingschuld. Dat staat in een brief die staatssecretaris Van Rij naar de Tweede Kamer stuurt naar aanleiding van een internetconsultatie en gesprekken met ondernemersorganisaties.

Ondernemers konden tijdens de coronacrisis tijdelijk uitstel van belastingbetaling krijgen als onderdeel van het coronasteunpakket. Sinds april is het steunpakket afgelopen en vanaf 1 oktober 2022 hebben ondernemers vijf jaar de tijd om deze opgebouwde belastingschuld af te lossen. Momenteel hebben 279.000 ondernemers nog een openstaande belastingschuld van 21 miljard euro. In totaal hebben zo’n 400.000 ondernemers gebruik gemaakt van het tijdelijk uitstel. Een deel van de ondernemers die gebruikt heeft gemaakt van dit belastinguitstel heeft de schuld al deels of volledig afbetaald. Hierdoor is inmiddels ruim de helft van het oorspronkelijke bedrag van 47 miljard euro al afgelost.

Het kabinet ziet twee mogelijkheden om in de kern gezonde ondernemingen meer flexibiliteit te bieden bij het terugbetalen. Dit kan door te betalen maandbedragen per kwartaal te mogen voldoen en door een incidentele betaalpauze mogelijk te maken binnen de bestaande betalingsregeling. Dit kan helpen voor bijvoorbeeld bedrijven met een sterk wisselende omzet door seizoensinvloeden. 

Meer informatie vind u op https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2022/07/01/meer-flexibiliteit-binnen-aflossingsregeling-coronabelastingschuld

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.

Bron: Rijksoverheid

Voorkom bestuurdersaansprakelijkheid door tijdig te deponeren

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Als bestuurder van een onderneming met rechtspersoon kan je aansprakelijk gesteld worden door middel van onbehoorlijk bestuur. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

  • Het onnodig nemen van grote financiële risico’s
  • Schending van boekhoudplicht
  • Niet tijdig deponeren

Gezien de tijd van het jaar gaan wij in op het laatste punt, om de bestuurdersaansprakelijkheid door niet tijdig te deponeren te voorkomen. Het deponeren van de jaarstukken gaat normaliter als volgt.

De jaarrekening dient binnen 5 maanden opgesteld te worden met het bestuur. Mocht deze periode te kort zijn, dan mogen de aandeelhouders tijdens een Algemene Vergadering beslissen om de periode met nog 5 maanden te verlengen. Eenmaal opgesteld heeft het bestuur 2 maanden de tijd om de aandeelhouders, middels een Algemene Vergadering, bijeen te roepen om de jaarrekening vast te stellen. Na het vaststellen van de jaarrekening heeft het bestuur 8 dagen om de jaarrekening bij de KvK te deponeren.

De 2 maanden vervallen als de aandeelhouder(s) gelijk is/zijn aan de bestuurder(s). Derhalve is dan de uiterste termijn voor deponering 8 november, na afloop van een boekjaar welke gelijk is aan een kalenderjaar.

Houd er rekening mee dat 12 maanden na eindigen van een boekjaar de uiterste datum is voor deponering door het bestuur. Als de jaarrekening pas wordt vastgesteld op 31 december, bij een boekjaar gelijk aan kalenderjaar, dan dient deze dezelfde dag nog gedeponeerd te worden. Mocht het voorkomen dat het bestuur de AVA niet tijdig bijeenkrijgt mag zij de jaarrekening als “niet vastgesteld” deponeren.

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.

Waar moet je op letten bij vakantiewerkers? Wijzigingen per 1 en 2 augustus en opmerkelijke CAO bepaling

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Vakantiewerkers

Het is weer vakantie en dan kan het zijn dat je vakantiewerkers aan wil nemen die gedurende de zomervakantie komen werken. Maar waar moet je rekening mee houden.

Een vakantiewerker heeft net als vaste werknemers of oproepkrachten een arbeidsovereenkomst. Een schriftelijke arbeidsovereenkomst is niet verplicht maar heeft wel de voorkeur. Een vakantiewerker kan een contract voor bepaald aantal uren (fulltime of parttime) krijgen of een oproepcontract. Een vakantiekracht die jonger is dan 16 jaar mag niet zelfstandig een arbeidsovereenkomst ondertekenen, daarvoor heb je ook handtekening van ouders nodig. Vanaf 16 jaar mag werknemer zelf ondertekenen zonder handtekening van ouders.

Een vakantiewerker krijgt vaak een contract voor bepaalde tijd. Zet in contract altijd de einddatum en geef aan dat contract niet verlengd wordt als contractduur afgelopen is. Dan loopt het contract tenminste niet door als je in de vakantieperiode vergeet het contract op te zeggen.

Een vakantiewerker heeft recht op tenminste het wettelijk minimumloon, vakantiegeld en vakantie-uren. Vaak wordt het vakantiegeld en vakantie-uren maandelijks uitbetaald. Het kan zijn dat volgens  CAO een hoger loon dan het wettelijk minimumloon betaald moet worden. Bij twijfel neem contact met ons op.

Een vakantiewerker heeft dezelfde rechten en plichten als gewone werknemers. Maar let op dat er beperkingen zijn voor arbeidstijden en werkzaamheden voor jonge werknemers. Voor meer informatie kun je terecht op de site van rijksoverheid, klik HIER.

Wijzigingen per 1 en 2 augustus

In een eerdere blog zijn wijzigingen in het arbeidsrecht per 1 augustus al besproken maar hieronder volgt nog een kort overzicht van de wijzigingen per 1 augustus 2022.

  • Uitbreiding informatieplicht voor werkgevers (er moeten meer zaken vastgelegd worden in contract of personeelshandboek)
  • Verzoek om meer zekere en voorspelbare vorm van arbeid (bv bij oproepkrachten kan afgesproken worden dat ze alleen op maandag tot en met donderdag opgeroepen worden)
  • Nevenwerkzaamhedenbeding (verbod op nevenwerkzaamheden is niet zo maar meer toegestaan behalve als er sprake is van objectieve rechtsvaardigheidsgrond)
  • Scholingskostenbeding (mogelijkheden om scholingskosten op werknemer te verhalen worden beperkt)

Per 2 augustus wordt het ouderschapsverlof deels betaald verlof. Werknemers hebben recht op 9 weken gedeeltelijk betaling van het ouderschapsverlof dat wordt opgenomen voordat het kind één jaar oud is. De werknemer krijgt 70% van het dagloon (met maximum van 70% van maximumdagloon). Ouderschapsverlof kan aangevraagd worden voor wettelijke ouders, diegene die het kind erkend heeft, samenwoont met kind en het verzorgt en opvoedt of de pleegzorgouder of adoptieouder.

Opmerking CAO bepaling

Als afsluiter een opmerkelijke CAO bepaling:

“Alléén als de werkgever daarvoor toestemming geeft, wordt er alcohol geschonken.”

Toch handig dat dit in de CAO geregeld is.

Proost, en fijne vakantie!

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.

Negen vragen en antwoorden over vakantie(geld). En een opmerkelijke bepaling uit de CAO om de vakantie mee te beginnen.

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De maanden mei en juni zijn de maanden waar veel werknemers het vakantiegeld ontvangen en op vakantie gaan. Waar moet je rekening mee houden? Dit is uitgelegd in de onderstaande 9 vragen en antwoorden. 

  1. Is er altijd al vakantiegeld geweest?

Het vakantiegeld bestaat eigenlijk pas vanaf 1945. Tot 1910 kon je wel op vakantie maar kreeg je niet betaald, alle vakantiedagen waren onbetaald verlof. Niet werken was geen salaris. In 1910 is vakantiegeld ontstaan. Toen was het nog betaald verlof. Dus als je vakantie had kreeg je gewoon salaris. Het was dus eigenlijk geen vakantiegeld maar vakantie-verlof (of vakantie-rechten). Na de Tweede Wereldoorlog kwam daar een toeslag bij omdat veel mensen geen geld hadden om op vakantie te gaan. Toen is het vakantiegeld (ook wel vakantietoeslag of vakantiebijslag genoemd) ontstaan. In 1969 is de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag aangenomen. Vanaf 1969 was het minimale vakantiegeld 6% van het bruto jaarloon. Vanaf 1 juni 1974 werd dit 7%, vanaf 1 juni 1980 werd dit 7,5% en sinds 1 juni 1988 is het vakantiegeld 8%.

  • Is vakantiegeld altijd 8%?

Nee, het vakantiegeld is niet altijd 8%. Het vakantiegeld is tenminste 8% en maximaal drie maal het minimumloon. Maar van het laatste mogen werkgevers afwijken ten gunste van de werknemers. Ook kan in de CAO of arbeidsovereenkomst worden bepaald dat er meer dan 8% wordt betaald. In diverse agrarische CAO’s is bijvoorbeeld bepaalt dat het vakantiegeld 8,25% is. In CAO’s van Metaal en Techniek is vastgelegd dat er een minimum bedrag voor vakantiegeld is. Dus als het salaris maal 8% lager is dan het minimum vakantiegeld, dan krijgt de medewerker toch het minimum vakantiegeld.

  • Waarover wordt vakantiegeld berekend?

Het vakantiegeld wordt berekend over tenminste het brutoloon. Uitbetaling van (bovenwettelijke) vakantiedagen is brutoloon dus daarover moet ook vakantiegeld betaald worden. Over overuren hoeft niet altijd vakantiegeld betaald te worden. Dit is vaak in de CAO geregeld. De hoofdregel is als overuren tegen 100% uitbetaald worden dan moet er wel vakantiegeld over de overuren betaald worden. Geldt er een toeslag (van tenminste 8%) voor overuren dan hoeft er niet altijd vakantiegeld over overuren betaald te worden. Over bijvoorbeeld bonussen, belaste onkostenvergoedingen en dertiende maand is (meestal) geen vakantiegeld verschuldigd.

  • Wanneer moet vakantiegeld betaald worden?

De meeste bedrijven betalen ééns per jaar het vakantiegeld uit, meestal in mei of juni. Maar dat hoeft niet. Het mag ook maandelijks uitbetaald worden, de toeslag vakantiegeld moet dan wel zichtbaar zijn op de loonstrook. Je mag ook twee keer per jaar het vakantiegeld uitbetalen. De betaaldata van vakantiegeld staat in CAO of in de arbeidsovereenkomst. Je mag als werkgever niet bepalen dat het vakantiegeld later of in delen wordt betaald. Dat is alleen mogelijk als het in de Wet, CAO of arbeidsovereenkomst is bepaald.

  • Is vakantiegeld zwaarder belast dan het normale salaris?

Nee, dat is niet het geval. In Nederland kennen we een progressief belastingstelsel. Hoe meer je verdient hoe hoger het percentage belasting dat je moet betalen. En als de loonheffingskorting wordt toegepast is er over de eerste € 738 geen belasting verschuldigd. Als voorbeeld een werknemer, die loonheffingskorting toepast, met een brutoloon van € 2.500. Deze werknemer heeft recht op € 2.400 vakantiegeld. Wordt de € 2.400 in één maand bij zijn salaris opgeteld dan moet werknemer 46,94% belasting betalen over € 2.400 salaris wat hij bovenop zijn normale salaris verdient. Wordt maandelijks het vakantiegeld uitgekeerd dan betaald de werknemer over de laatste € 200 salaris maandelijks 40,96% belasting. Bij vakantiegeld wat jaarlijks uitbetaald wordt moet het tarief bijzondere beloningen toegepast worden. Bij een brutoloon van € 2.500 is jaarloon Bijzonder Tarief € 32.400. Als we in de tabel kijken naar het bijzonder tarief dan is dat 40,47% belasting. Let op dat dit voorbeeld is gebaseerd op een bruto loon van € 2.500.  

  • Wat is verschil tussen wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen?

Een werknemer heeft recht op tenminste vier keer de arbeidsduur per week. Werkt werknemer vijf dagen dan is zijn wettelijk verlof 20 dagen. In veel CAO’s en arbeidsovereenkomsten zijn meer dagen afgesproken, de zogenaamde bovenwettelijke vakantiedagen. De wettelijke vakantiedagen blijven 6 maanden geldig na afloop van het jaar. Bovenwettelijke vakantiedagen blijven 5 jaar na afloop van het jaar geldig. De wettelijke vakantiedagen die in 2021 zijn opgebouwd moeten in principe voor 1 juli 2022 zijn opgenomen. Maar wat als de medewerker de wettelijke vakantiedagen van 2021 niet heeft opgenomen, komen deze zomaar te vervallen en mag de werknemer deze dagen niet meer opnemen. Nee, zo simpel is het niet. Je moet werknemer tijdig attenderen dat hij nog niet alle wettelijke vakantiedagen van 2021 heeft opgenomen. Vervolgens moet je werknemer ook in de gelegenheid stellen de vakantiedagen op te nemen. En bij personeelstekort is het moeilijk om werknemer in de gelegenheid te stellen om vakantiedagen op te nemen. Je kunt dus niet als werkgever wachten tot 1 juli en dan vervolgens zeggen dat werknemer zijn verlofdagen kwijt is.  Hou daarom in de verlofregistratie goed bij welke vakantiedagen opgebouwd en opgenomen zijn.

  • Mag werkgever vakantie weigeren?

Nee, dat mag niet zomaar. In de meeste CAO’s en arbeidsovereenkomsten staat dat de vakantie onderling geregeld moet worden. De werkgever mag een vakantie weigeren als er gewichtige reden of een zwaarwegend bedrijfsbelang is. Dat is het geval als de vakantie leidt tot ernstige verstoring van de bedrijfsvoering. De gevolgen van de verstoring moet de werkgever afwegen tegen de gevolgen van het weigeren van de vakantie voor de werknemer. Je moet als werkgever een goede reden hebben om vakantie te weigeren. De werkgever mag de vakantie ook weigeren als de werknemer te weinig vakantiedagen heeft voor de duur van de gewenste vakantie. Een werkgever mag een vakantie ook weigeren als in de CAO of arbeidsovereenkomst staat dat de werknemer in een bepaalde periode vakantie op moet nemen of juist geen vakantie op mag nemen.

  • Mag een zieke werknemer op vakantie?

Ja, dat mag. Maar alleen als de werkgever en bedrijfsarts geen bezwaar hebben. De vakantie mag de genezing niet in de weg staan. Een zieke werknemer heeft een re-integratieverplichting. Op moment dat de zieke werknemer met vakantie is hoeft hij/zij niet aan de re-integratieverplichting te voldoen. Wat als een zieke medewerker toch op vakantie gaat zonder overleg. Dit kan gezien worden als het niet meewerken aan de re-integratieverplichting en kan het loon opgeschort of stopgezet worden.

  • Wat als medewerker ziek wordt op vakantie?

De werknemer moet ziekte direct melden bij werkgever, zijn verblijfadres doorgeven en alles nalaten wat zijn/haar herstel belemmert. De werkgever moet werknemer ziekmelden bij de Arbodienst.

Opmerkelijke bepaling uit CAO

In CAO’s staan veel bepalingen van de afspraken tussen werkgever en werknemer. Maar je kunt ook overdrijven met de bepalingen:

                “Artikel 19

Toiletbezoek en beloning

De werknemer heeft recht op doorbetaling van het feitelijke loon inclusief eventuele van toepassing zijnde toeslagen gedurende de tijd dat hij tijdens werktijd het toilet bezoekt.”

Bron: CAO Slagersbedrijf 2021-2022 ttw versie 31-08-2021.

Fijne vakantie!

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.

** belangrijk t.m. 8 april ** teruggaaf accijns voorradige diesel/benzine/LPG

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Teruggaaf accijns voorradige diesel/benzine/LPG

Per 1 april 2022 is de accijns op diesel, ongelode benzine en LPG/LNG verlaagd. Dat betekent dat ondernemers die een voorraad voor zakelijk gebruik hebben, eigenlijk teveel accijns hebben betaald over de per 1 april aanwezige voorraad. Deze ondernemers komen mogelijk in aanmerking voor een teruggaaf van de accijns.

Wanneer?

Een verzoek om teruggaaf van de accijns moet uiterlijk 8 april aanstaande worden ingediend.

Dat is op basis van art. 84b Wet op de Accijns.

Wie?

Deze regeling geldt voor bedrijven die een eigen opslagplaats hebben voor brandstoffen.

Vereist is dat de ondernemer eigenaar is van zowel de brandstof als de tank. De tank moet bij vergunning goedgekeurd zijn.

Waar?

Het verzoek om teruggaaf kan gedaan worden via: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/douane_voor_bedrijven/content/douaneportalen

Let op: u heeft hiervoor eHerkenning op niveau 3 of Digid nodig!

Dan klikken op ‘Naar Mijn Douane’ (bovenste blauwe button onder ‘inloggen’).

Na het inloggen kunt u kiezen voor tabblad ‘accijns’, en daarna bij ‘teruggaaf’ kiezen voor ‘Teruggaaf o.g.v. art. 84b WA’.

U moet zelf berekenen hoeveel u terugkrijgt. Uiteraard geldt de som: aantal liters voorraad x teruggaafbedrag per liter.

Hoeveel?

De teruggaafbedragen als volgt.

Ongelode benzine         17,3 cent per liter

Diesel                            11,1 cent per liter. Let op: het gaat hier niet om rode diesel die in België gekocht is.

LPG/LNG                      4,1 cent per liter

Bewijs?

Het bewijs dat per 1 april een voorraad brandstof voor commercieel gebruik aanwezig is, dient te worden geleverd als de Douane daarom vraagt.

Een factuur volstaat dan niet. Er moet een accijnsverklaring aan de leverancier worden gevraagd, waarin zij aangeven dat dat over de brandstof accijns is afgedragen.

Bovendien moet het verzoek gepaard gaan met een nauwkeurige aanduiding van de plaats of plaatsen waar de brandstof zich bevindt, de hoeveelheid brandstof per soort en per plaats, en de stand van het telwerk als een voorraadtank is verbonden met een pompinstallatie met telwerk. Belangrijk is volgens de Douane om alle gegevens en bewijzen in de administratie te bewaren.

Gratis geld?

Nee. Absoluut niet, zelfs. Er zijn een aantal mogelijke nadelen.

Allereerst loopt de tijdelijke accijnsverlaging eind volgend jaar (op 31/12) af. Dan geldt het omgekeerde: de op 31 december 2022 voorradige brandstof is te weinig belast met accijns. Dat verschil wordt dan dus nageheven.

Mogelijk dienen degenen die accijns terugvragen zelfs ieder jaar aan het einde van het jaar de voorraad op te geven bij de Douane. Dat zou onlogisch zijn, maar het is niet uitgesloten. Pas in december volgt meer informatie van de Douane, waaronder of zo’n jaarlijkse meting verplicht is.

Ten tweede moet de tank goedgekeurd zijn, en moet er dus een vergunning aanwezig zijn. Als dat niet het geval is, zal een teruggaaf tot moeilijkheden leiden. De teruggaven worden namelijk bijgehouden, en de gegevens worden doorgestuurd aan andere overheidsorganen.


Ten slotte bestaat altijd het risico op controle, al dan niet steekproefsgewijs.

Het advies is om bovenstaande te laten meewegen voor u een verzoek om teruggaaf doet.

Wij kunnen u hierbij uiteraard behulpzaam zijn. Neemt u bij vragen contact met ons op.

Europese regelgeving aanstaande voor crypto-exchanges

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Financiële instellingen zullen volgens Europese regelgeving in de toekomst mogelijk verplicht worden het cryptobezit van hun klanten aan de Belastingdienst door te geven.

Automatische uitwisseling gegevens:
Volgens de Common Reporting Standard (CRS) delen de aangesloten landen automatisch financiële gegevens met elkaar. De CRS is opgesteld door de OESO met als hoofddoel het bestrijden van belastingontduiking. De CRS is in Europa geïmplementeerd en uitgewerkt in een EU-richtlijn: The Directive on Administrative Cooperation (DAC). De DAC-richtlijn, waarvan inmiddels de achtste aanvulling (DAC8) aanstaande is, verplicht financiële instellingen als banken om de gegevens van hun gebruikers met de fiscale autoriteiten van hun staat te delen. Met de invoering van DAC8 zal deze verplichting ook gelden voor crypto-exchanges. Als de voorgestelde plannen van de Europese Commissie inderdaad doorgaan, wordt mogelijk het cryptobezit automatisch zichtbaar in de vooraf ingevulde aangifte (VIA), net als het vermogen op bankrekeningen.

Verplichte renseignering
In Nederland zijn volgens de AWR onder meer banken verplicht om gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst. Deze gegevens gebruikt de Belastingdienst voor controlebevoegdheden (contra-informatie) en voor het automatisch opstellen van de VIA. Het is de verwachting dat voor crypto-exchanges eenzelfde renseigneringsplicht zal gaan gelden.

Cryptobezit: box 1 of box 3?

Door de implementatie van DAC8 wordt het anoniem houden van cryptovaluta moeilijker. Wordt de cryptovaluta aangehouden bij een crypto-exchange in een lidstaat van de Europese Unie, dan heeft Belastingdienst de mogelijkheid om te controleren of het cryptovermogen en/of de crypto-inkomsten juist en volledig zijn opgegeven in de aangifte IB. Dat roept direct de vraag op hoe wij als uw adviseur de activiteiten van uw klant moet kwalificeren en dan met name of de opbrengsten daaruit in box 1 dan wel box 3 vallen. Als de activiteiten ‘normaal actief vermogensbeheer’ zijn, dan bevinden zij zich in de beleggingssfeer en derhalve belastbaar in box 3. Van een belastbaar resultaat in box 1 is sprake als de werkzaamheden waaruit crypto-opbrengsten voortvloeien, naar hun aard en omvang onmiskenbaar zijn gericht op het behalen van – redelijkerwijs te verwachten – voordelen die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan.

Voordeelverwachting

Omdat de handel in cryptovaluta in hoge mate speculatief van aard is, is er niet snel sprake van een ‘redelijkerwijs te verwachten’ voordeel. Met andere woorden: het voordeel is niet redelijkerwijs voorzienbaar. Dit wordt anders als de gebruiker zich in een voorsprongpositie bevindt, omdat hij over kennis beschikt die andere marktpartijen niet hebben (informatie-asymmetrie). Te denken valt aan het aanwenden van voorkennis of daarmee gelijk te stellen vormen van kennis. Het hebben van ervaring en deskundigheid is overigens niet gelijk te stellen met voorkennis. Het stelt de gebruiker in staat het voordeel beter in te schatten op basis van de voor alle marktpartijen beschikbare informatie, maar dat maakt het voordeel niet voorzienbaar. Ook het uitvoerig zelf verrichten van arbeid leidt er op zichzelf niet toe dat het voordeel voorzienbaar wordt. Daarvoor is immers vereist dat met het aanwenden van ervaring, kennis en/of deskundigheid in samenhang met de verrichte arbeid de uitkomst van de transactie kan worden beïnvloed (denk bijv. aan het uitponden van panden).

Gegevens in de aangifte

Vanwege het speculatieve karakter valt de handel in cryptovaluta in de meeste gevallen in box 3. Leg daarom vast wat de omvang van het vermogen is op de betreffende peildatum. Leg ook de transactiegeschiedenis periodiek vast. Bij fiscale procedures over cryptovaluta is namelijk het gebrek aan voorhanden zijnde documentatie het grootste probleem.

Ons advies

Als u in cryptovaluta belegt, documenteer dan zo veel mogelijk uw activiteiten.
Dat betreft zowel de omvang van het bezit van cryptovaluta op de peildatum als de transactiegeschiedenis.

Met invoering van DAC8 zullen financiële instellingen verplicht worden het bezit van cryptovaluta van hun klanten aan de Belastingdienst door te geven. De cryptovaluta moet dan op de juiste wijze fiscaal in de aangifte worden verwerkt.

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-5340001.