Inkeerregeling wordt afgeschaft per 1 januari 2018

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De inkeerregeling is bedoeld om belastingplichtigen, die een onjuiste of onvolledige aangifte hebben gedaan, ertoe te bewegen alsnog een juiste aangifte te doen. De inkeerregeling houdt in dat bij navordering van belasting geen boete wordt opgelegd aan een belastngplichtige die op eigen initiatief alsnog openheid van zaken geeft. Aanvankelijk gold de regeling voor alle belastingjaren. Met ingang van 2 juli 2009 is de termijn, waarbinnen geen boete wordt opgelegd, beperkt tot uiterlijk twee jaar na het tijdstip waarop een aangifte is gedaan of had moeten worden gedaan. Bij latere inkeer wordt de boete gematigd. In de afgelopen jaren is de na matiging resterende vergrijpboete buiten deze periode al een aantal maal verhoogd, sinds 1 juli 2016 tot 120% van de nagevorderde belasting wanneer het gaat om vermogen in box 3.

De staatssecretaris van Financiën geeft uitvoering aan zijn voornemen om de inkeerregeling af te schaffen. Dat gebeurt in het Belastingplan 2018. Datum van ingang is 1 januari 2018. Vanaf die datum geldt is inkeer zonder boete niet meer mogelijk.

Bezwaar en beroep in compromis uitgesloten

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Een belastingplichtige maakte in een inkeerverzoek melding van in Zwitserland aangehouden vermogen. De tegoeden op de Zwitserse bankrekeningen zijn niet vermeld in de aangiften IB over de jaren 2002 tot en met 2012. In reactie op verzoek stelde de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst op, waarin onder meer stond dat het inkeerverzoek als vrijwillige verbetering van reeds ingediende aangiften is aangemerkt. De na te vorderen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2002 tot en met 2012 en de heffingsrente over de belasting en premie zijn uit praktische overwegingen in één navorderingsaanslag over 2008 verwerkt. De vaststellingsovereenkomst bevatte verder de bepaling dat tegen de navorderingsaanslag geen bezwaar en/of beroep zal worden aangetekend.

Desondanks ging de belastingplichtige in beroep tegen de navorderingsaanslag, omdat deze niet met de nodige voortvarendheid zou zijn opgelegd. Dat zou moeten leiden tot vernietiging van de navorderingsaanslag. De vaststellingsovereenkomst is door de belastingplichtige op 26 maart 2014 ondertekend. De navorderingsaanslag is opgelegd met dagtekening 31 januari 2015. Volgens de belastingplichtige heeft de inspecteur te lang gewacht met het opleggen van de navorderingsaanslag. De rechtbank legt de vaststellingsovereenkomst zo uit dat de belastingplichtige uitdrukkelijk en zonder voorbehoud afstand heeft gedaan van alle rechtsmiddelen tegen de navorderingsaanslag, ook voor zover die zien op de toepassing van de verlengde navorderingstermijn. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat een beroep op de voortvarendheidseis is uitgesloten.

Twee conclusies A-G over naheffingsaanslag aan ontbonden vof

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De advocaat-generaal bij de Hoge Raad (A-G) heeft twee conclusies gewijd aan een procedure over een naheffingsaanslag en een boete die zijn opgelegd aan een inmiddels ontbonden vennootschap onder firma (vof). De A-G is in de eerste conclusie van mening dat beide terecht zijn opgelegd en dat het beroep in cassatie van de vof ongegrond moet worden verklaard.

Een eenmanszaak werd op 1 oktober 2009 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 omgezet in een vof, die vervolgens per 31 december 2009 is ontbonden. De vof heeft in 2009 auto’s aan werknemers ter beschikking gesteld. Bij de inhouding van loonheffing is geen rekening gehouden met een bijtelling voor privégebruik van de auto’s. De inspecteur heeft aan de vof een naheffingsaanslag over 2009 opgelegd met een boete. De rechtbank heeft het beroep tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard en de boete verminderd in verband met verlaging van de schuldkwalificatie tot grove schuld. Ook het hoger beroep is ongegrond verklaard.
Het hof verwierp de stelling dat de boete moest vervallen omdat de vof was ontbonden. Volgens het hof verkeren de voormalige vennoten na de ontbinding van de vof niet in de onmogelijkheid om zich te verdedigen.
In cassatie tegen de uitspraak van het hof wordt aangevoerd dat het hof er geen rekening mee heeft gehouden dat aan een niet-bestaand lichaam, zoals de ontbonden vof, opgelegde aanslagen en beschikkingen nietig zijn. De A-G bij de Hoge Raad is van mening dat, nu de vof op het tijdstip waarop het loon werd genoten nog niet was ontbonden en dus verplicht was de loonbelasting over het privégebruik auto te betalen, zij degene is aan wie de naheffingsaanslag moest worden opgelegd. Niet van belang is volgens de A-G dat de vof op het moment van opleggen van de naheffingsaanslag al was ontbonden. De belastingaanslag is niets anders dan de formalisering van een bestaande belastingschuld. Omdat de vennoten tegen de aan de vof opgelegde boete bezwaar en beroep konden instellen en zich daartegen dus kunnen verdedigen, is ten aanzien van de boete gen sprake van strijd met het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens.

Opmerkelijk is dat de A-G in de tweede, aanvullende conclusie meent dat het beroep in cassatie gegrond verklaard moet worden met verwijzing van de zaak voor nader feitelijk onderzoek. De reden voor deze aanvullende conclusie is dat in de op 1 oktober 2009 gesloten oprichtingsovereenkomst van de vof staat dat deze is aangevangen op 1 oktober 2009. Op 31 december 2009, de datum van ontbinding van de vof, is een aanvullende overeenkomst gesloten waarin staat dat, in tegenstelling tot de oprichtingsovereenkomst, de vennoten de intentie hebben gehad om per 1 januari 2009 een vof aan te gaan. De aanvullende overeenkomst is pas ondertekend op 7 januari 2011. Dat roept de vraag op of het mogelijk is om achteraf een vof eerder te doen ingaan.

In beginsel is het voor de samenwerkende vennoten niet mogelijk een vof op te richten met terugwerkende kracht. Dat zou in strijd zijn met de eisen van een ordelijk handelsverkeer. Omdat in de oprichtingsovereenkomst van de vof geen ander tijdstip is bepaald dan dat van de overeenkomst zelf, geldt die datum, 1 oktober 2009, als startdatum van de vof. De gewenste terugwerkende kracht, zoals vastgelegd in de aanvullende overeenkomst, brengt daar geen verandering in.
Volgens de A-G moet aan de hand van feiten en omstandigheden worden bepaald of de vof feitelijk reeds heeft bestaan voor de datum van de oprichtingsakte. Daarvoor is verwijzing naar een feitelijke instantie nodig.

Berekening belastingrente

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Bij het opleggen van een belastingaanslag kan belastingrente worden berekend. Dat kan ook wanneer een negatieve voorlopige aanslag inkomstenbelasting wordt herzien in een positieve voorlopige aanslag. In dat geval wordt belastingrente berekend over het verschil tussen het positieve en het negatieve bedrag. De berekening van belastingrente gaat niet eerder in dan zes maanden na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop het verschil invorderbaar is. Wanneer de herziening is vastgesteld overeenkomstig een verzoek van de belastingplichtige, eindigt het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend uiterlijk 14 weken na de datum van ontvangst van het verzoek. Wanneer de herziening is vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte voor het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, eindigt het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend uiterlijk 19 weken na de datum van ontvangst van de aangifte.

Op grond van de door een belastingplichtige ingediende aangifte inkomstenbelasting legde de Belastingdienst een negatieve voorlopige aanslag aan hem op van ruim € 1 miljoen. Bij de uitbetaling van dit bedrag is volgens de wettelijke regels geen belastingrente vergoed. Nadat de belastingplichtige een verbeterde aangifte inkomstenbelasting had ingediend legde de inspecteur een voorlopige aanslag op met een te betalen bedrag van ongeveer € 1,1 miljoen. Daarbij werd belastingrente berekend over een tijdvak van bijna 1 jaar. De belastingplichtige was het niet eens met het in rekening brengen van belastingrente, ook al omdat hij per saldo minder dan drie maanden de beschikking had gehad over het uitbetaalde bedrag.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat het niet mogelijk is op grond van de redelijkheid of de billijkheid de wet niet toe te passen. Het hof kwam wel enigszins tegemoet aan de wens van de belastingplichtige. De belastingplichtige had voor het indienen van de verbeterde aangifte een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag ingediend. Rekening houdend met de datum waarop dat verzoek was gedaan, verminderde het hof de periode waarover belastingrente berekend werd met twee weken. Voor een verdere vermindering zag het hof geen aanleiding. De door de wetgever gestelde termijn waarbinnen de inspecteur een verzoek om herziening moet behandelen is volgens het hof in het algemeen redelijk.

Uitleg regeling belastingrente

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen over de belastingrente beantwoord. Door het systeem van vergoeden en in rekening brengen van belastingrente wordt minder rente vergoed door de Belastingdienst dan in rekening wordt gebracht. Er wordt namelijk niet meer automatisch rente vergoed aan een belastingplichtige die na afloop van het jaar een bedrag terugkrijgt. De hoofdregel is dat de Belastingdienst alleen rente vergoedt als zij niet tijdig beslist op een aangifte of een verzoek. De staatssecretaris kan zich voorstellen dat belastingplichtigen de regeling belastingrente onrechtvaardig vinden. In het verleden werd wel rente vergoed en was het mogelijk om te "sparen" bij de Belastingdienst.

Naast de regeling belastingrente bestaat de regeling invorderingsrente. De ontvanger vergoedt invorderingsrente als een uit te betalen bedrag niet binnen zes weken is uitbetaald of verrekend. Vergoeding van invorderingsrente vindt niet plaats als het aan de belastingplichtige is te wijten dat de uitbetaling niet tijdig kan plaatsvinden. Wanneer een verzoek om uitstel van betaling is geweigerd, wordt bij latere vermindering of vernietiging van de aanslag, waarop het verzoek betrekking heeft, invorderingsrente vergoed.

Gebreken in administratie

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Bij een boekenonderzoek bij een horecaondernemer stelde de Belastingdienst vast dat de detailgegevens van bestellingen verwijderd waren uit de administratie. Alleen de totaalbedragen per bestelling, de datum van de bestelling, het tijdstip van verkoop en de betaalwijze waren nog te raadplegen. De Belastingdienst meende dat de ondernemer niet aan zijn wettelijke administratieverplichtingen had voldaan door de detailgegevens niet te bewaren.

Hof Den Bosch oordeelde dat dit niet tot gevolg had dat de bewijslast moest worden omgekeerd en verzwaard. Volgens het hof had de Belastingdienst op basis van een vergelijking van de brutowinstpercentages van de onderneming met de in de branche gebruikelijke brutowinstpercentages een zinvolle controle van het verband tussen in- en verkopen kunnen maken. Volgens de Hoge Raad moeten de in een geautomatiseerd bestel- en kassasysteem ingevoerde detailgegevens bewaard worden als zij voor de heffing van belasting van belang zijn. Dat belang ontbreekt als de administratie voldoende andere gegevens bevat om de verantwoorde omzet in geld te kunnen controleren. Er is geen reden om de bewijslast om te keren en te verzwaren als de administratie slechts beperkte tekortkomingen kent.

Proceskostenvergoeding in samenhangende zaken

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

In belastingzaken kan een vergoeding voor de kosten van beroepsmatige rechtsbijstand worden verleend. In het Besluit proceskosten bestuursrecht is de regeling van de proceskostenvergoeding uitgewerkt. Daarin staat dat samenhangende zaken als één zaak worden beschouwd. Samenhangende zaken zijn zaken die door het bestuursorgaan of de rechter vrijwel gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, terwijl zijn werkzaamheden in deze zaken nagenoeg identiek zijn. De gedachte achter deze regeling is het voorkomen dat een onredelijk hoge vergoeding wordt gegeven voor de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener in dergelijke zaken.

In iedere fase van de procedure – bezwaar, beroep, hoger beroep en cassatie – wordt afzonderlijk gekeken of sprake is van samenhangende zaken. Ook wanneer in een van de zaken, eventueel in een eerdere fase, een aanvullend geschilpunt aan de orde is, kunnen zaken als samenhangend worden aangemerkt. Bepalend daarvoor is dat de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener in de andere zaken nagenoeg identiek moeten zijn aan de werkzaamheden die hij voor het gemeenschappelijke punt van geschil heeft verricht in de zaak met het aanvullende geschilpunt. De beoordeling of de verrichte werkzaamheden nagenoeg identiek zijn, is beperkt tot de proceshandelingen zoals die in een bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn opgesomd.

Aanpak belastingontduiking

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer een uiteenzetting gegeven van zijn plannen om belastingontduiking aan te pakken. Het gaat om maatregelen in internationaal verband en in nationaal verband.

Internationale maatregelen
Een belangrijke maatregel tegen belastingontduiking in internationaal verband is de invoering van de common reporting standard. Meer dan honderd landen gaan volgens één internationale standaard inlichtingen uitwisselen over buitenlandse rekeninghouders. Het gaat om banksaldi, rentegegevens en dividenden. Nederland begint vanaf 2017 met het automatisch uitwisselen van inlichtingen volgens deze standaard.
De EU-lidstaten hebben afgesproken dat zij een centraal register van uiteindelijk belanghebbenden zullen instellen. De lidstaten zijn verplicht om belastingdiensten toegang te verlenen tot de informatie in dat register en tot informatie die door financiële instellingen wordt verzameld in het kader van het cliëntenonderzoek.

Nationale maatregelen
De staatssecretaris stelt de volgende maatregelen op nationaal niveau voor.
1. Afschaffen van de inkeerregeling.
2. Aanpakken van aandelen aan toonder.
3. Aanpassen verschoningsrecht.
4. Openbaarmaking van vergrijpboeten aan deelnemers.
5. Constructiebestrijding in de invordering.

Inkeerregeling
De inkeerregeling geeft zwartspaarders de mogelijkheid om verzwegen vermogen alsnog aan te geven. Doen zij dat binnen twee jaar, dan wordt geen vergrijpboete opgelegd. Na twee jaar bedraagt de vergrijpboete 120% van de verschuldigde belasting. Mede vanwege de toegenomen internationale gegevensuitwisseling is de kans dat de Belastingdienst verzwegen vermogen op het spoor komt groter geworden. De staatssecretaris ziet daarin aanleiding om de inkeerregeling af te schaffen. Dat betekent dat ook bij het binnen twee jaar alsnog doen van een juiste aangifte of het alsnog verstrekken van informatie het normale boeteregime wordt toegepast. Het alsnog verstrekken van juiste en volledige inlichtingen blijft wel gelden als een strafverminderende omstandigheid.

Toonderaandelen
NV’s kunnen aandelen aan toonder uitgeven. Deze aandelen zijn niet op naam geregistreerd en zijn vrij verhandelbaar. Omdat aandeelhouders anoniem kunnen blijven kan dat leiden tot misbruik, belastingontduiking en witwassen.
Om mogelijk misbruik te voorkomen wil het kabinet dat toonderaandelen alleen in girale vorm kunnen bestaan. Net zoals voor beursgenoteerde toonderaandelen geldt, wordt inbewaargeving verplicht. Het Burgerlijk Wetboek zal worden gewijzigd zodat toonderaandelen uitsluitend nog giraal kunnen worden geleverd. Het kabinet wil binnenkort een concept wetsvoorstel voor internetconsultatie aanbieden.

Verschoningsrecht
Notarissen en advocaten hebben een wettelijk fiscaal verschoningsrecht. Zij hoeven daardoor niet te voldoen aan de informatieverplichtingen die betrekking hebben op de belastingheffing van derden. Daardoor kan het voorkomen dat fiscaal relevante feiten en transacties aan het oog van de Belastingdienst worden onttrokken. De staatssecretaris wil het verschoningsrecht voor notarissen en advocaten beperken tot bepaalde juridische werkzaamheden. Het is de bedoeling om een voorstel tot aanpassing van het fiscale verschoningsrecht nog dit jaar in consultatie te brengen.

Openbaarmaking vergrijpboeten
De staatssecretaris stelt voor om opgelegde vergrijpboetes aan juridische beroepsbeoefenaren openbaar te maken. Daarmee wil hij duidelijk maken dat het adviseren over en het invoeren van onaanvaardbare fiscale constructies niet wordt geaccepteerd. De maatregel moet de belastingplichtige helpen bij zijn keuze voor een advocaat, notaris of belastingadviseur.

Invordering
Het invorderingsrecht legt aan de Belastingdienst een aantal beperkingen op. Daarvan wordt geregeld misbruik gemaakt, waardoor de verschuldigde belasting niet kan worden geïnd. De staatssecretaris stelt drie maatregelen voor om dergelijk misbruik aan te pakken. Het gaat om een verruiming van de mogelijkheden voor de Belastingdienst tot aansprakelijkstelling en om het wegnemen van formele beperkingen waar de Belastingdienst bij de invordering tegenaan loopt.
De verruiming van de mogelijkheid tot aansprakelijkheidstelling betreft personen aan wie vermogen is geschonken of uitgedeeld. De aansprakelijkheid van erfgenamen moet worden uitgebreid met het bedrag van de schenkingen die de erflater aan hen heeft gedaan in de 180 dagen voor zijn overlijden. Verder wil de staatssecretaris dat alle begunstigden van een schenking of uitdeling uit het vermogen van een belastingschuldige, waardoor de Belastingdienst benadeeld wordt in zijn verhaalsmogelijkheden, aansprakelijk zijn tot het ontvangen bedrag.

De staatssecretaris wil de verplichte heropening van de vereffening van een ontbonden rechtspersoon afschaffen. Dat zou moeten gebeuren door de Belastingdienst voortaan een belastingaanslag van een vermoedelijk ontbonden rechtspersoon via een openbare aankondiging bekend te laten maken. Voor een aansprakelijkstelling volstaat een dergelijke openbare aankondiging.

De staatssecretaris wil de bestaande informatieplicht voor aansprakelijkgestelden uitbreiden naar potentieel aansprakelijken. Dat zijn personen die volgens de wet aansprakelijk zijn, maar die nog niet formeel aansprakelijk zijn gesteld. Het is de bedoeling dat deze invorderingsmaatregelen in 2017 ter consultatie worden voorgelegd.

Oproep om papieren correspondentie van Belastingdienst

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De Tweede Kamer heeft het kabinet gevraagd om de correspondentie van de Belastingdienst op papier te blijven versturen, zonder dat de gewenningsperiode gaat lopen. Tijdens de gewenningsperiode van twee jaar wordt correspondentie zowel digitaal als op papier verstuurd; daarna alleen nog digitaal. Het verzoek betreft onder meer navorderingsaanslagen, beslissingen op bezwaar, reacties op verzoeken om een voorlopige aanslag en teruggaven bij middeling. De Kamer wijst op het belang om eenvoudig en tijdig kennis te nemen van deze correspondentie. Voor deze correspondentie geldt namelijk een bezwaartermijn van zes weken. Na het verstrijken van de bezwaartermijn staat de beslissing vast en kan daartegen geen rechtsmiddel meer worden ingesteld.

Formaliseren telefonische intrekking bezwaar

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Vanaf 11 november 2009 biedt de Belastingdienst de mogelijkheid om telefonisch bezwaar te maken. Ook heeft de Belastingdienst het telefonisch intrekken van een bezwaarschrift sinds die datum geaccepteerd. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) schrijft voor dat een bezwaarschrift in beginsel schriftelijk wordt ingetrokken. Mondelinge intrekking is alleen mogelijk tijdens het horen van de indiener van het bezwaarschrift. Telefonisch contact tussen de bezwaarmaker en de Belastingdienst is volgens jurisprudentie niet het horen zoals dat in de Awb is bedoeld. Ook de schriftelijke bevestiging door de Belastingdienst van een mondelinge intrekking is niet voldoende om de intrekking te formaliseren. Daarom moet sinds oktober 2016 de mondelinge intrekking van een bezwaarschrift altijd schriftelijk worden bevestigd door de bezwaarmaker.

Omdat de afhandeling van uitsluitend mondeling ingetrokken bezwaren formeel niet juist is, biedt de Belastingdienst bezwaarmakers de mogelijkheid om terug te komen op de mondelinge intrekking. Deze mogelijkheid geldt voor bezwaren die voor oktober 2016 telefonisch zijn ingetrokken en waarvan de intrekking niet door de indiener schriftelijk is bevestigd. De Belastingdienst zal het bezwaar dan alsnog inhoudelijk behandelen. Wie daarvoor in aanmerking wil komen moet zich melden bij de Belastingdienst. Dat kan telefonisch, via de Belastingtelefoon.