Denk aan uw suppletieaangifte

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Denk aan uw suppletieaangifte

Als bij het opstellen van uw jaarstukken blijkt dat u over 2017 te weinig (of te veel) btw heeft aangegeven, dan bent u verplicht om een suppletieaangifte in te dienen. Waar moet u bij deze suppletie rekening mee houden?

Btw-correctie

Van u als btw-ondernemer wordt verwacht dat u iedere maand, ieder kwartaal of jaarlijks een btw-aangifte indient. Blijkt bij het opstellen van uw jaarstukken echter dat u te veel of juist te weinig btw heeft aangegeven in uw btw-aangifte, dan is het van belang dat u zo spoedig mogelijk een suppletieaangifte indient. Let op:  als u in de afgelopen vijf jaar te veel of te weinig btw heeft aangegeven, bent u sinds 2012 verplicht om dit aan de belastingdienst te melden.

Suppletieaangifte

Digitaal
De btw-correctie moet door u doorgegeven worden met een suppletieaangifte. Vanaf 1 januari 2018 kan deze correctie op de btw-aangifte alleen nog maar digitaal ingediend worden. Dit doet u via de website van de belastingdienst of u maakt gebruik van uw eigen softwarepakket of van het softwarepakket van uw adviseur.

Naheffingsaanslag
Als u de suppletieaangifte heeft ingediend, moet u de verschuldigde btw nog niet betalen. U moet hiermee wachten tot de belastingdienst u een naheffingsaanslag heeft gestuurd.

Kleine correctie
Niet alle correcties hoeft u door te geven met een suppletie. Gaat het namelijk om een correctie van
€ 1.000 of minder, dan hoeft u geen suppletieaangifte in te dienen. De correctie mag dan verwerkt worden in de eerstvolgende btw-aangifte. De belastingdienst zal de correcties dan meenemen in de reguliere aangifteprocedure.

Teruggaafbeschikking
Heeft u te veel btw afgedragen, dan ontvangt u van de belastingdienst een teruggaafbeschikking.
Het te ontvangen bedrag wordt aan u overgemaakt of wordt verrekend met nog openstaande belastingschulden. In sommige gevallen ontvangt u ook belastingrente over de teruggaaf.

Hoe zit het met eventuele boetes?

Vergrijpboete
Heeft u te weinig btw afgedragen en dient u geen suppletieaangifte in, dan loopt u het risico dat de belastingdienst een vergrijpboete oplegt. Deze boete kan oplopen tot maximaal 100% van de te weinig afgedragen btw.

Verzuimboete
Als u wel een suppletieaangifte indient, kan de belastingdienst een verzuimboete opleggen. Deze verzuimboete bedraagt 5% van het btw-bedrag dat betaald had moeten worden, met een maximum van € 5.278. Tip: er wordt echter geen verzuimboete opgelegd als het te betalen btw-bedrag lager is dan € 20.000 of minder bedraagt dan 10% van het te betalen btw-bedrag over het boekjaar.

Voorkom dat u rente moet betalen

Belastingrente
Als er te weinig btw is afgedragen, bent u naast de eventuele vergrijp- of verzuimboete ook belastingrente verschuldigd over de nog af te dragen btw.
Deze belastingrente bedraagt momenteel 4%.

Voor 1 april 2018
Heeft u over het jaar 2017 te weinig btw afgedragen, dan bent u geen belastingrente verschuldigd als u de suppletieaangifte voor 1 april 2018 indient bij de belastingdienst. Het loont dus om nog deze maand uw suppletieaangifte in te dienen.

Als blijkt dat u over 2017 te weinig btw heeft afgedragen, dan bent u verplicht een suppletieaangifte in te dienen. Door deze suppletie voor 1 april 2018 digitaal in te dienen, voorkomt u dat u 4% belastingrente moet betalen. Een correctie van € 1.000 of minder mag u verwerken in de reguliere btw-aangifte.

Heeft u nog vragen, neem dan contact met ons op (013-5340001).

 

Kamerbrief evaluatie verevening pensioenrechten bij scheiding

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de tweede evaluatie van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) naar de Tweede Kamer gestuurd. Naar aanleiding van de evaluatie kondigt de minister aan dat hij in de loop van volgend jaar een wetsvoorstel zal indienen om de Wvps en de Pensioenwet op een aantal punten te wijzigen.

Voorgestelde wijzigingen
De huidige standaardmethode van verevening wordt vervangen door conversie. De ex-partners verkrijgen door conversie een zelfstandig recht op het hen toekomende deel van het ouderdomspensioen van de ander. De standaard voor het uitbetalen via de pensioenuitvoerder wordt aangepast van “nee, tenzij u een formulier toestuurt” in “ja, tenzij u aangeeft dat u het pensioen niet of anders wilt verdelen”. In verband met de aanpassing van het wettelijk stelsel van de gemeenschap van goederen per 1 januari 2018 wordt de periode waarover het bijzonder partnerpensioen wordt toegekend verkort tot de huwelijkse periode. Op dat punt moet de Pensioenwet worden gewijzigd. De werkingssfeer van de Wvps wordt overigens niet uitgebreid tot ongehuwd samenwonenden.

De Wvps
De Wvps heeft alleen betrekking op gehuwden en geregistreerde partners, niet op ongehuwd samenwonenden. Op grond van de Wvps hebben partners bij een scheiding ieder recht op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. Standaard komt door verevening vanaf de pensioeningangsdatum een deel van het ouderdomspensioen ten goede aan de ex-partner. De pensioenuitvoerder regelt de uitbetaling als de ex-partners binnen twee jaar na de scheiding een verzoek daartoe hebben doorgeven. Gebeurt dat niet of te laat, dan zullen de ex-partners te zijner tijd zelf uitbetaling moeten claimen bij de ander. Ex-partners kunnen afwijkende afspraken maken over het pensioen. Een van de mogelijkheden is de omzetting op het moment van scheiding van het deel van het ouderdomspensioen van de andere partner in een zelfstandige aanspraak (conversie).

Plannen regeerakkoord slecht voor mkb

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

In een brief aan de bewindslieden van Financiën hebben vier organisaties van accountants en belastingadviseurs erop gewezen dat maatregelen die in het regeerakkoord zijn opgenomen niet gunstig zijn voor het mkb. Gedoeld wordt op maatregelen die de IB-ondernemer en de dga met zijn bv treffen. Door de aangekondigde invoering van een tweeschijvenstelsel in 2021 gaan werknemers erop vooruit. Dat voordeel geldt ook voor de IB-ondernemer, maar dit wordt verminderd doordat de mkb-winstvrijstelling dan tegen het laagste belastingtarief in aftrek wordt gebracht. Het voordeel van de aangekondigde verlaging van het Vpb-tarief wordt gecompenseerd door een verhoging van het tarief in box 2 van de inkomstenbelasting. Die verhoging geldt ook voor eerder behaalde winsten wanneer zij in 2020 of later worden uitgekeerd.

De organisaties merken op dat het regeerakkoord ook enkele maatregelen omvat die de bv, en daarmee de dga, treffen en de IB-ondernemer ontzien. Het gaat om de beperking van de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik tot op 100% van de WOZ-waarde en de verkorting van de voorwaartse verliesverrekening tot zes jaren. Er is nu al een verschil in achterwaartse verliesverrekening ten nadele van de bv. Voor de IB-ondernemer bedraagt de termijn drie jaren, voor de bv is dit één jaar.

De organisaties bepleiten dat:

  1. de mkb-winstvrijstelling aftrekbaar blijft tegen het marginale tarief in box 1;
  2. het ab-tarief in box 2 voor dga’s 25% blijft;
  3. het verschil in belastingdruk over het ondernemersloon tussen de IB-ondernemer en de dga verkleind wordt.

Bij een vergelijking van de in het regeerakkoord opgenomen plannen voor het mkb met de voorstellen voor het grote internationale bedrijfsleven komt het mkb er volgens deze organisaties bekaaid vanaf.

Forfaitaire bijtelling fiets van de zaak

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Om het woon-werkverkeer per fiets te stimuleren wil de staatssecretaris een bijtellingsregeling voor de fiets van de zaak invoeren. De staatssecretaris denkt aan een regeling die vergelijkbaar is met de bijtelling voor een auto van de zaak. Volgens de huidige regeling moet de werkelijke waarde van het privégebruik van een fiets van de zaak bij het loon worden geteld. De bepaling van de waarde van het privégebruik is een lastige zaak. Het komt erop neer dat alle kosten en lasten van de fiets moeten worden bijgehouden, evenals het aantal zakelijke en het aantal privékilometers. De staatssecretaris denkt dat een fiets van de zaak door een forfaitaire bijtellingsregeling een stuk aantrekkelijker wordt. De regeling moet nog worden uitgewerkt. Dat gebeurt in overleg met brancheverenigingen. Het streven is dat de bijtellingsregeling per 1 januari 2020 ingaat.

Het kabinet trekt verder € 100 miljoen uit om lokale en provinciale investeringen in fietsinfrastructuur en fietsenstallingen bij ov-knooppunten mede te financieren.

Paardensportaccommodatie geen onderdeel eigen woning

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De Wet IB 2001 merkt als een eigen woning aan een gebouw met aanhorigheden, voor zover dat aan de belastingplichtige of zijn huishouden als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom. Wat onder aanhorigheden moet worden begrepen staat niet in de wet omschreven. Uit de rechtspraak kan worden afgeleid dat het moet gaan om een bijgebouw dat behoort bij de woning, daarbij in gebruik is en aan de woning dienstbaar is. Of een bijgebouw bij de woning behoort is afhankelijk van diverse omstandigheden, zoals de afstand tot de woning, de bouwkundige situatie en de bereikbaarheid vanuit de woning of vanaf de bijbehorende grond.

De vraag in een procedure was of een accommodatie voor de paardensport als aanhorigheid bij de eigen woning kon worden aangemerkt. Aanvankelijk was het plan om de accommodatie bedrijfsmatig te gaan gebruiken. Er was een ondernemingsplan opgesteld op grond waarvan een omgevingsvergunning was aangevraagd. Objectieve kenmerken van de accommodatie benadrukten dat bedrijfsmatig gebruik was beoogd, aldus het hof. Daarbij werd gekeken naar de grootte van de accommodatie, de zelfstandige toegangsweg, de parkeergelegenheid voor bezoekers en de keuken met zitgelegenheid, die geschikt is voor grotere groepen. Door de ligging was zelfstandige exploitatie van de accommodatie mogelijk. Van dienstbaarheid aan de woning was bij de bouw geen sprake.

Het was vervolgens aan de eigenaar om aannemelijk te maken dat door een gewijzigd gebruik de accommodatie een aanhorigheid bij de woning was geworden. De eigenaar voerde aan dat de accommodatie was gebouwd in de stijl van de woning en wordt gebruikt door zijn echtgenote en inwonende dochter. Hij wees erop dat de accommodatie geen eigen nutsvoorzieningen en riolering had. De inspecteur bestreed dat door erop te wijzen dat de dochter van de eigenaar als hoofdgebruiker van de accommodatie elders woonde. Daarmee was niet voldaan aan de voorwaarde van gebruik door de bewoners van de woning. De accommodatie was niet dienstbaar aan de woning door het ontbreken van een functioneel verband. Het hof oordeelde dat de eigenaar niet aan zijn bewijslast had voldaan. De accommodatie was geen aanhorigheid van de eigen woning maar een afzonderlijke onroerende zaak die in box 3 viel. Gevolg was dat de op de accommodatie betrekking hebbende betaalde hypotheekrente niet in box 1 in aftrek kon worden gebracht.

Compensatieregeling zwangerschapsverlof zelfstandigen

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft vragen over de compensatieregeling voor zwangere zzp’ers beantwoord. De vorige minister heeft op 17 oktober 2017 een ministeriële regeling aangekondigd, maar tot op heden is deze regeling nog niet gepubliceerd in de Staatscourant. De aangekondigde regeling ziet er op hoofdlijnen als volgt uit. Vrouwelijke zelfstandigen, beroepsbeoefenaren en meewerkende echtgenoten hebben recht op compensatie als ze zijn bevallen tussen 7 mei 2005 en 4 juni 2008. De compensatie moet worden aangevraagd bij het UWV. De hoogte van de compensatie bedraagt 90% van het wettelijk minimumloon per dag inclusief vakantiebijslag en wordt berekend over een periode van 80 dagen. Dat komt neer op een bedrag van ongeveer € 5.600.

Het UWV en de Belastingdienst hebben de regeling op uitvoerbaarheid getoetst. Naar aanleiding daarvan is de regeling aangepast. Dat heeft tot gevolg dat de compensatie vanaf 1 januari 2019 zal worden uitgekeerd. Het streven is om de regeling nog in deze maand te publiceren in de Staatscourant en op 15 mei 2018 in werking te laten treden. Tot 1 oktober 2018 kunnen de zelfstandigen die daarvoor in aanmerking komen een aanvraag indienen. De aanvraagtermijn zou aanvankelijk drie maanden bedragen maar is verruimd naar vierenhalve maand.

Werkkostenregeling

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Werkkostenregeling

Concernregeling werkkostenregeling

Het is mogelijk om de vrije ruimte te benutten van alle vennootschappen waar u directeur groot aandeelhouder van bent als u minimaal 95% van de aandelen in uw bezit heeft van de dochterondernemingen.U kunt dus bijvoorbeeld alle kerstpakketten via één onderneming bestellen en hoeft dit dus niet door te factureren naar de andere ondernemingen of apart te bestellen bij de crediteur.

De actuele  informatie over de vrije ruimte van alle ondernemingen kunt u vinden in NMBRS, onder de loonrun van de laatste maand.

U kunt dan zien hoeveel vrije ruimte er in het jaar 2018 nog over is voor o.a. kerstpakketten, personeelsuitjes, verjaardag cadeaus.

 

Toelichting werkkostenregeling t.b.v. administratie

Als er op het eind van het jaar nog vrije ruimte over is dan is het ook mogelijk om eventuele bonussen of niet aanwijsbare onkostenvergoedingen uit te keren aan personeel of aan u zelf als DGA.

Dit kan dan vrij van belasting, er is dan dus geen loonbelasting verschuldigd.

Het is dus belangrijk dat u de kosten die vallen onder de werkkostenregeling goed administreert zodat u in december 2018 weet hoeveel vrije ruimte er nog over is.

De bedragen moet u inclusief BTW meenemen voor de werkkostenregeling.

Zorg ervoor dat u onder de grens van de werkkostenregeling blijft want anders krijgt u een naheffing voor de loonbelasting van 80% boven het maximale bedrag in de vrije ruimte.

Heeft u nog vragen, neem dan contact met ons op (013-5340001).

 

Wetsvoorstel btw-behandeling vouchers aangenomen

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Het wetsvoorstel betreffende de btw-behandeling van vouchers is door de Eerste Kamer als hamerstuk afgedaan. Een hamerstuk is een wetsvoorstel waarover niemand tijdens een plenaire vergadering het woord wenst te voeren en dat zonder stemming wordt aanvaard.

Het wetsvoorstel is bedoeld ter invoering van de Europese voucherrichtlijn in de Wet op de omzetbelasting. Er is gestreefd naar een zo nauwkeurig mogelijke aansluiting van de bepalingen in de nationale wet bij de tekst van de richtlijn. De ingangsdatum van de nieuwe regels is 1 januari 2019.

Arbeids- of stageovereenkomst?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Het verschil tussen een arbeidsovereenkomst en een stageovereenkomst is niet heel groot. De elementen die een arbeidsovereenkomst kenmerken zijn vaak ook aanwezig in een stageovereenkomst. Er wordt arbeid verricht, er is een gezagsverhouding en er wordt een vergoeding betaald als tegenprestatie voor het verrichten van de arbeid. Het onderscheid ligt in het doel van de overeenkomst. Als het gaat om het uitbreiden van kennis en het opdoen van ervaring met het oog op voltooiing van een opleiding is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. Wordt arbeid verricht om bij te dragen aan de verwezenlijking van het primaire doel van de onderneming, dan is van een stage- of leerovereenkomst geen sprake.

In een procedure bij de kantonrechter was in geschil of een leer-/werkovereenkomst een arbeidsovereenkomst of een stageovereenkomst was. De overeenkomst hield in dat de betrokkene een dag in de week een opleiding volgde en daarnaast gemiddeld 24 uur per week werkte. In verband met een langdurige ziekteperiode van de betrokkene werd de opleiding tijdelijk gestopt en werd een nieuwe leer-/werkovereenkomst gesloten. De werkgever merkte de tijdelijke stopzetting van de opleiding aan als reden voor beëindiging van de leer-/werkovereenkomst en stopte de betaling van het loon. Volgens de werkgever was van een arbeidsovereenkomst met de betrokkene geen sprake. De werkzaamheden had de betrokkene niet verricht op basis van een arbeidsovereenkomst, maar op basis van de leer-werkovereenkomst. Beëindiging van de opleiding zou leiden tot beëindiging van de leer-/werkovereenkomst.

De kantonrechter merkte op dat de wet de mogelijkheid kent om naast de praktijkovereenkomst een arbeidsovereenkomst tussen leerling en leerbedrijf te sluiten. In dat kader stelde de kantonrechter vast dat de betrokkene een aantal werkzaamheden zelfstandig mocht uitvoeren en op normale wijze meedraaide in het werkrooster. Voorafgaand aan de opleiding zijn geen leerdoelen geformuleerd en een structurele vorm van begeleiding ontbrak. De kantonrechter was van oordeel dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestond. De leer-/werkovereenkomst bevatte een bepaling op grond waarvan de leerling en de onderwijsinstelling de overeenkomst tussentijds konden opzeggen bij het stoppen van de opleiding. Die mogelijkheid gold niet voor de praktijkopleider annex werkgever. Dat betekende dat de arbeidsovereenkomst niet op rechtsgeldige wijze was beëindigd. De kantonrechter heeft om die reden het verzoek tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst toegewezen.

Onzakelijke lening

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Een lening tussen gelieerde partijen kan als onzakelijk worden aangemerkt wanneer deze onder zodanige voorwaarden is verstrekt dat een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou accepteren. De beoordeling van de zakelijkheid van een lening gebeurt in eerste instantie naar het moment van de geldverstrekking. Ook een geldlening, die valt onder het regime van de terbeschikkingstellingsregeling van de Wet IB 2001, kan een onzakelijke lening zijn. De bewijslast voor onzakelijkheid van de lening ligt bij de inspecteur.

In een procedure voerde de inspecteur ter onderbouwing van de onzakelijkheid van een lening aan, dat de debiteur geen zekerheden had gesteld, dat er geen aflossingsschema was en dat externe partijen niet bereid waren om een financiering te verstrekken. De procedure had betrekking op een lening die door een aandeelhouder aan een bv was verstrekt. De bv verkeerde voor de verstrekking van de geldlening al in een slechte financiële positie verkeerde. Het hof was van oordeel dat de aandeelhouder een onzakelijk debiteurenrisico had aanvaard vanuit zijn positie als aandeelhouder. De bewijslast van de inspecteur gaat niet zo ver dat hij moet aantonen dat ook andere externe financiers dan de banken, aan wie tevergeefs om een financiering is gevraagd, niet bereid waren de geldlening onder dezelfde voorwaarden als de aandeelhouder te verstrekken.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de aandeelhouder tegen de uitspraak van het hof ongegrond verklaard.