Hof kent in hoger beroep transitievergoeding toe

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Ontslag op staande voet vereist een dringende reden. De werkgever, die een werknemer op staande voet wil ontslaan, moet het ontslag en de dringende reden onverwijld meedelen aan de betrokken werknemer. Als de werknemer het niet eens is met het gegeven ontslag, kan hij de nietigheid daarvan inroepen.

Een werknemer werd na een 18-jarig dienstverband op staande voet ontslagen. De werknemer bestreed het ontslag, omdat hem niet duidelijk was wat de reden voor het ontslag was. De kantonrechter heeft het ontslag op staande voet vernietigd. De werkgever was er niet in geslaagd om bewijs te leveren van een dringende reden voor het ontslag en evenmin van het meedelen van die reden aan de werknemer. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een transitievergoeding aan de ontslagen werknemer. Naar het oordeel van de kantonrechter was sprake van wangedrag van de werknemer als aanleiding voor het ontslag.

In hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter bestreed geen van de partijen de verklaring voor recht dat het gegeven ontslag op staande voet nietig was. Ook de door de kantonrechter uitgesproken ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd niet bestreden. De ontslagen werknemer was het niet eens met het oordeel dat hij door wangedrag ernstig verwijtbaar had gehandeld. Voor de kantonrechter was dat een reden om hem geen transitievergoeding toe te kennen. Het hof oordeelde dat de werknemer recht had op betaling van loon vanaf de datum van het ten onrechte gegeven ontslag op staande voet tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst was ontbonden. Anders dan de kantonrechter had geoordeeld, vond het hof dat het niet aan de werknemer te wijten was dat hij in die periode niet had gewerkt. Omdat naar het oordeel van het hof geen sprake is geweest van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, moest de werkgever hem alsnog een transitievergoeding betalen.

Nettoloon in rekening-courant

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Loon wordt geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop het is ontvangen, verrekend, ter beschikking gesteld, rentedragend of vorderbaar en inbaar is geworden. Het verrekenen van het nettoloon in een rekening-courantverhouding tussen een bv en haar dga is volgens de rechtbank een vorm van genieten van het loon. Bepalend daarvoor vond de rechtbank dat over de rekening-courantschuld rente is berekend, die in de aangiften IB en Vpb is begrepen, en dat de ingehouden loonheffingen zijn afgedragen.

In de aangiften inkomstenbelasting voor de jaren 2013 en 2014 van een dga waren bedragen aan loon opgenomen. Het loon was afkomstig van de bv. De aangiften bevatten ook bedragen aan ingehouden loonheffingen. Nadat de aanslagen waren opgelegd in overeenstemming met de ingediende aangiften, maakte de dga daartegen bezwaar. De bezwaren zijn door de inspecteur afgewezen. Volgens de rechtbank heeft de dga door de omzetting van het loon in een rekening-courantvordering de beschikkingsmacht over het nettoloon gekregen. Daarmee heeft de dga het nettoloon genoten. Volgens de rechtbank is de inspecteur terecht uitgegaan van het in rekening-courant verwerkte bedrag aan loon. De dga heeft niet aannemelijk gemaakt dat het loon ten tijde van de omzetting een lagere waarde had of dat de rekening-courant vordering een lager waarde had dan in de jaarrekeningen en in de aangiften was opgenomen.

Status reactie verzoek fiscale eenheid omzetbelasting

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan bezwaar of beroep worden ingesteld tegen een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking. De vraag of de afwijzing van een verzoek om uitbreiding van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting een beschikking is, waartegen bezwaar kan worden gemaakt, beantwoordt Hof Den Haag bevestigend. Volgens de Wet op de omzetbelasting merkt de inspecteur ondernemers die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht een eenheid vormen, bij voor bezwaar vatbare beschikking aan als één ondernemer. De beslissing op een verzoek om uitbreiding van een bestaande fiscale eenheid valt naar het oordeel van het hof onder dezelfde bepaling van de Wet op de omzetbelasting.

Eerder had de rechtbank het bezwaar niet ontvankelijk verklaard. Volgens de rechtbank was de beslissing op het verzoek om uitbreiding van de fiscale eenheid geen voor bezwaar vatbare beschikking. De inspecteur had het verzoek afgewezen, omdat niet was voldaan aan de eis van onderlinge financiële, organisatorische en economische verwevenheid. De rechtbank moet nu nogmaals beslissen in deze zaak.

Uitspraak collectief bezwaar btw over privégebruik van een auto

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De Belastingdienst heeft sinds 2011 circa twee miljoen bezwaarschriften ontvangen in verband met de omzetbelasting inzake het privégebruik van een auto van de zaak. Deze bezwaarschriften hebben geleid tot een viertal procedures. In afwachting van de uitkomst van deze procedures zijn de overige bezwaarschriften aangehouden. De staatssecretaris heeft deze bezwaarschriften aangemerkt als massaal bezwaar. De Belastingdienst ging er tot nu toe vanuit dat de omvang van het privégebruik uit de administratie van een belastingplichtige moet blijken. Als dat niet het geval is, kan de ondernemer de forfaitaire regeling toepassen. De forfaitaire regeling houdt in dat bij de aangifte omzetbelasting over het laatste tijdvak van een kalenderjaar 2,7% van de waarde van de auto als omzetbelasting over het privégebruik wordt afgedragen.

De Hoge Raad heeft op 21 april 2017 arrest gewezen in de vier procedures. De Hoge Raad heeft voor het aantonen van het daadwerkelijke privégebruik nadere regels gegeven. Wanneer de administratie van een ondernemer geen gegevens bevat waaruit de omvang van het privégebruik is af te leiden en toepassing van de forfaitaire regeling tot een te hoge btw-heffing leidt, moet de omvang van het privégebruik in redelijkheid worden bepaald. De ondernemer zal in een dergelijk geval gegevens moeten verstrekken over de omvang van het privégebruik.
Na de arresten van de Hoge Raad heeft de inspecteur een collectieve uitspraak gedaan op de ingediende bezwaarschriften. Deze uitspraak is gepubliceerd in de Staatscourant en opwww.belastingdienst.nl. In de collectieve uitspraak worden de bezwaren ongegrond verklaard met uitzondering van de bezwaren inzake de lagere, werkelijke omvang van het privégebruik auto. De inspecteur biedt in de uitspraak een termijn van zes weken voor de nadere motivering van het bezwaarschrift. Tegen de collectieve uitspraak kan geen beroep worden ingesteld.

Niet sluitende rittenregistraties

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Wanneer een werkgever aan een werknemer een auto ter beschikking stelt, geldt het wettelijk vermoeden dat de auto ook privé wordt gebruikt. Het voordeel van het privé mogen gebruiken van een auto van de zaak leidt tot een bijtelling bij het loon. Dat voordeel bedraagt tenminste 22% van de waarde van de auto. Er volgt geen bijtelling als de werknemer overtuigend aantoont dat de auto op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé wordt gebruikt. Dat bewijs kan worden geleverd met behulp van een rittenregistratie, maar ook op andere wijze.

Oordeel over rittenregistraties
Aan een bv werden naheffingsaanslagen loonbelasting opgelegd omdat de bv geen rekening had gehouden met een bijtelling voor privégebruik bij het salaris van haar dga. De bv kwam in hoger beroep met andere rittenregistraties dan zij in bezwaar en in beroep had aangevoerd. Het hof vond niet overtuigend aangetoond dat met de auto per jaar niet meer dan 500 kilometer privé was gereden. Bepalend vond het hof dat de nieuwe rittenregistraties, die betrekking hadden op de jaren 2009 en 2010 pas in 2017 waren opgesteld. In tegenstelling tot de eerdere rittenregistraties bevatten de nieuwe registraties geen enkele privérit, terwijl de dga en zijn echtgenote in privé geen auto hadden. De nieuwe rittenregistraties bevatten enkele opmerkelijke zakelijke ritten, namelijk op Koninginnedag en op beide Kerstdagen. Tenslotte sloot de eindstand van 2009 niet aan bij de beginstand van 2010. De dga heeft in de procedure voor het hof de onduidelijkheden en verschillen in de rittenregistraties niet kunnen verklaren. Dat leidde tot het oordeel dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.

Boete
Tegelijk met de naheffingsaanslagen heeft de inspecteur vergrijpboeten opgelegd omdat het aan grove schuld van de bv te wijten was dat geen loonbelasting over het privégebruik is betaald. Deze boeten bleven in stand. Het hof nam bij de beoordeling in aanmerking dat de Belastingdienst bij een eerder boekenonderzoek erop had gewezen dat een beperkt privégebruik moet kunnen worden aangetoond en dat de werkgever controle op het gebruik van de auto moet uitvoeren. Zowel de oorspronkelijke als de latere rittenregistraties waren geen betrouwbare en sluitende weergave van de met de auto gereden ritten. Daar kwam nog bij dat de dga anderen gebruik liet maken van de auto zonder te letten op de aard van dat gebruik. Dat gebrek aan kennis rekende het hof toe aan de bv. Volgens het hof was het op zijn minst aan grove schuld van de bv te wijten dat de voor het privégebruik van de auto verschuldigde belasting niet is betaald.

Bijverdienen?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Let op bijverdiengrens

De zomer komt er weer aan!
Naast hopelijk mooi weer betekent dit ook dat uw werknemers met zomervakantie gaan. Veel bedrijven vangen dit op met studenten. Deze vakantiekrachten werken voor een korte periode of in de zomer meer dan gebruikelijk voor uw bedrijf.

Grensbijverdiensten.
Het is verstandig deze (tijdelijke) medewerkers te wijzen op de zogeheten “bijverdiengrens”. Afhankelijk van hun type studiefinanciering is het mogelijk dat er een grens is gesteld aan hun maximale bijverdiensten. Verdient de student in heel 2017 meer van € 14.215,75 dan moet hij mogelijk een deel van zijn studiefinanciering terugbetalen.

Verschil stelstel.
Dit geldt alleen voor studenten die onder het oude stelsel van studiefinanciering (vóór 1 september 2015) vallen.

Tip.
Studenten die onder het nieuwe leenstelsel vallen, hoeven geen rekening te houden met een bijverdiengrens.

Voor vragen of advies neem contact met ons op (013-5340001).

Beperking aftrek zorgkosten toegestaan

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De aftrekbaarheid in de inkomstenbelasting van zorgkosten is strikt geregeld. Zo geldt voor de aftrek van extra uitgaven voor kleding en beddengoed wegens langdurige ziekte vaste gemaximeerde bedragen van € 300 of € 750, mits aan de voorwaarden is voldaan. Deze bedragen zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde vorig jaar dat deze beperking onbevoegd was aangebracht, en daarom niet mocht worden toegepast. De Hoge Raad oordeelt anders.

Volgens de Hoge Raad is bij deze beperking de door de wetgever aan de minister van Financiën gedelegeerde bevoegdheid niet overschreden. Hof Arnhem-Leeuwarden had eerder geoordeeld dat dit wel het geval was. Volgens het hof was de Uitvoeringsregeling onverbindend voor zover daarin een beperking aan de aftrekbaarheid wordt gesteld. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever de ministeriële regelgever de bevoegdheid heeft gegeven om de omvang van de aftrek voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed te regelen. Dat betekent dat de minister de bevoegdheid heeft gekregen om het bedrag van de extra kosten te normeren. Onder de werking van de Wet IB 1964 gold een vergelijkbare regeling voor de aftrek van extra kosten van kleding en beddengoed. De wetgever heeft deze regeling inhoudelijk voort willen zetten.

Gevolg voor de praktijk
Voor de praktijk betekent dit dat, ongeacht de hoogte van de werkelijke extra uitgaven voor kleding en beddengoed, de aftrek beperkt is tot de gemaximeerde bedragen.

Opschorting handhaving Wet DBA verlengd tot 1 juli 2018

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De staatssecretaris van Financiën heeft laten weten dat de opschorting van de handhaving van de Wet DBA wordt verlengd tot in ieder geval 1 juli 2018. Voor de goede orde zij vermeld dat dit niet geldt voor kwaadwillenden.

De mededeling van de staatssecretaris is gedaan naar aanleiding van het verschijnen van een rapport betreffende het onderzoek naar varianten voor de kwalificatie van de arbeidsrelatie. Bij de aanbieding van dat rapport aan de Tweede Kamer heeft de minister van Sociale Zaken gezegd dat de keuze voor vervolgstappen in het DBA-dossier aan een nieuw kabinet worden overgelaten.

Geen verlenging coulanceperiode afschaffing pensioen in eigen beheer

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Per 1 april 2017 is een wet van kracht geworden die de mogelijkheid om een pensioen in eigen beheer bij de bv op te bouwen afschaft. De wet introduceert een tijdelijke maatregel om een reeds opgebouwd pensioen in eigen beheer fiscaal vriendelijk af te kopen. Voor dga’s, die geen gebruik van de afkoopmogelijkheid kunnen of willen maken, biedt de wet de mogelijkheid om de pensioenvoorziening om te zetten in een oudedagsreserve of om de pensioenvoorziening te bevriezen. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën een extra termijn van drie maanden toegezegd om dga’s en bv’s en hun adviseurs de tijd te geven om de nodige stappen te zetten in verband met de uitfasering van het pensioen in eigen beheer.

De staatssecretaris van Financiën is niet van plan om deze zogenaamde coulanceperiode te verlengen. Dat zegt hij in antwoord op Kamervragen, die zijn gesteld naar aanleiding van een bericht dat een op de drie dga’s niet op de hoogte van de afschaffing van het pensioen in eigen beheer zou zijn.

Volgens de staatssecretaris hebben dga’s sinds 1 juli 2016 de tijd gehad om na te denken over hun bestaande pensioenvoorziening in eigen beheer. Op die datum stuurde de staatssecretaris een brief met de contouren van de huidige regeling. Vervolgens heeft de staatssecretaris een extra termijn van drie maanden toegezegd om de noodzakelijke stappen te zetten in het kader van de uitfasering van het pensioen in eigen beheer. Door het uitstel van de inwerkingtreding van de wet is ook de coulanceperiode opgeschoven met drie maanden tot 1 juli 2017. Dat moet voldoende zijn om te regelen dat de opbouw van het pensioen in eigen beheer wordt stopgezet. Als de dga besluit om een elders verzekerd pensioen over te laten brengen naar eigen beheer, moet de waardeoverdracht plaatsvinden voor het einde van de coulanceperiode. Het volstaat als het verzoek tot overdracht uiterlijk op 30 juni 2017 bij de verzekeraar is ingediend.

Voor alle duidelijkheid, de beslissing om een bestaande pensioenvoorziening fiscaal gefaciliteerd af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting hoeft niet voor 1 juli 2017 te worden genomen. Deze beslissing moet uiterlijk op 31 december 2019 zijn genomen.

Verkapte winstuitdeling

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De voordelen die een aandeelhouder haalt uit aandelen die een aanmerkelijk belang vormen, worden belast in box 2 van de inkomstenbelasting. Verkapte winstuitdelingen worden tot de voordelen uit aanmerkelijke belang gerekend. Een verkapte winstuitdeling is de bevoordeling van een aandeelhouder ten laste van de vennootschap waarvan hij aandeelhouder is. De vennootschap en de aandeelhouder moeten zich van de bevoordeling bewust zijn geweest. De bewijslast voor een verkapte winstuitdeling ligt bij de inspecteur.

De verkoop van een onroerende zaak door een bv aan haar beide aandeelhouders vond plaats voor een prijs waarover in april 2002 met de Belastingdienst overeenstemming was bereikt. De transactie vond plaats op 30 december 2005. Gezien de marktontwikkeling in deze periode was te verwachten dat de waarde van de onroerende zaak was gestegen. De rechtbank betrok de WOZ-waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2005 in de beoordeling. Deze waarde vormde een concrete aanwijzing dat de in 2002 overeengekomen waarde niet meer actueel was. De rechtbank vond aannemelijk dat de aandeelhouders zich bewust waren van de bevoordeling ten laste van de bv. Omdat de aandeelhouders ook bestuurder waren van de bv was aannemelijk dat ook de bv zich van de bevoordeling bewust moet zijn geweest.

Tijdens de procedure kwam aan de orde of het verschil tussen de koopprijs en de waarde in het economische verkeer als schuld in rekening-courant aan de bv kon worden aangemerkt in plaats van als winstuitdeling. Daartoe zou al bij de koop moeten zijn overeengekomen dat een eventuele meerwaarde in rekening-courant zou worden verwerkt. Het bestaan van een dergelijke overeenkomst is tijdens de procedure op geen enkele wijze onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank was sprake van een winstuitdeling.