Verzoek om teruggaaf buitenlandse btw

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Ondernemers, die in 2016 in een ander EU-land btw hebben betaald, kunnen deze btw terugvragen wanneer zij in dat land geen aangifte doen. Een verzoek om teruggaaf over 2016 moet vóór 1 oktober 2017 zijn ingediend. Dat kan via de website van de Belastingdienst. Verzoeken die later binnenkomen worden mogelijk niet meer in behandeling genomen. Houd er rekening mee dat voor een verzoek om teruggaaf inloggegevens nodig zijn. Wanneer het een eerste verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land betreft, moeten inloggegevens worden aangevraagd. Volgens de Belastingdienst kan het tot vier weken duren voordat de inloggegevens worden verstuurd.

Voorwaarden verzoek teruggaaf
U kunt btw terugvragen uit een EU-land als u aan een aantal voorwaarden voldoet:

  • Uw onderneming is in Nederland gevestigd.
  • Uw onderneming doet in het EU-land waar de btw wordt teruggevraagd, geen aangifte voor de btw. Doet de onderneming in het buitenland wel aangifte, dan kan de btw daar als voorbelasting in aftrek worden gebracht.
  • De btw heeft betrekking op goederen en diensten die voor met btw belaste bedrijfsactiviteiten worden gebruikt.

Verzoek om teruggaaf niet mogelijk
Een verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land is niet mogelijk in de volgende gevallen:

  • U bent geen ondernemer voor de btw.
  • Uw onderneming verricht uitsluitend vrijgestelde prestaties.
  • U heeft een ontheffing van administratieve verplichtingen.
  • U valt onder de landbouwregeling en voldoet niet aan de voorwaarden voor de teruggaafregeling van agrarische goederen.

Behandeling verzoek
De Belastingdienst van het EU-land waar de btw wordt teruggevraagd reageert binnen vier maanden bij beschikking op het verzoek om teruggaaf. Een verzoek wordt afgekeurd of geheel of gedeeltelijk goedgekeurd. Als het verzoek wordt goedgekeurd, volgt de betaling uiterlijk binnen tien werkdagen na afloop van de termijn van vier maanden.

Bijlagen bij verzoek
Afhankelijk van het EU-land waar btw wordt teruggevraagd moeten mogelijk facturen of invoerdocumenten worden meegestuurd. Op de website van de Belastingdienst is te vinden welke vereisten gelden per EU-land. Omvat een verzoek om teruggaaf een creditfactuur, dan moeten er mintekens voor het factuurbedrag en het btw-bedrag worden geplaatst zonder spatie tussen het minteken en het bedrag. Een creditfactuur die betrekking heeft op een factuur die in een eerder verzoek om teruggaaf is meegenomen moet aan het eerstvolgende verzoek om teruggaaf worden toegevoegd.

Omzet- en winstcorrecties

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Over zogenaamde afroommodules in kassasystemen is enkele jaren geleden veel te doen geweest. Met behulp van een dergelijk stuk software in een geautomatiseerde kassa is het mogelijk om transacties, die via de kassa verlopen, geheel of gedeeltelijk uit de omzet te halen. De Belastingdienst beschikt over een lijst met types van kassasystemen die voorzien zijn van of voorzien kunnen worden van een afroommodule. Wanneer de Belastingdienst constateert dat van een dergelijke module gebruik is gemaakt, kan dat gevolgen hebben voor de omzetbelasting, de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting.

De Belastingdienst heeft aan een bv naheffingsaanslagen omzetbelasting en navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting opgelegd. De bv exploiteert een wokrestaurant en maakte gebruik van een kassasysteem dat een afroommodule had. Bij een controle van het kassasysteem is vastgesteld dat de afroommodule ook is gebruikt. Daardoor is een deel van de behaalde omzet niet in de administratie verwerkt. Volgens de Belastingdienst waren de aandeelhouders van de bv de personen die de afroommodule gebruikten om zo bedragen aan winst buiten de boeken te houden. De winstcorrecties bij de bv werden als uitdelingen van winst aan de aandeelhouders betrokken in navorderingsaanslagen inkomstenbelasting. Tegelijk met de naheffingsaanslagen en navorderingsaanslagen werden vergrijpboetes opgelegd aan de bv en de aandeelhouders.

In de procedures over de naheffings- en navorderingsaanslagen is de bewijslast omgekeerd en verzwaard omdat niet de vereiste aangiften zijn gedaan. De rechtbank stelde dat vast aan de hand van de constateringen van aanwezigheid en gebruik van de afroommodule in het kassasysteem. De verklaring van de aandeelhouders dat een werknemer degene zou zijn geweest die de afroommodule had gebruikt voor eigen gewin vond de rechtbank niet aannemelijk. Het is volgens de rechtbank niet gebruikelijk dat een ondernemer de kassa-afsluiting volledig en zonder enige controle aan een werknemer overlaat.

De opgelegde naheffings- en navorderingsaanslagen bleven in stand, omdat de door de inspecteur gehanteerde schattingen van de verzwegen omzet redelijk waren. De bv en haar aandeelhouders zijn er niet in geslaagd om aan de verzwaarde bewijslast te voldoen. Wel heeft de rechtbank de boetes verminderd, ten eerste omdat de grondslag daarvoor is bepaald met toepassing van omkering van de bewijslast en ten tweede wegens overschrijding van de redelijke termijn van behandeling van de zaken.

Internetconsultatie aanpassing laag tarief btw voor geneesmiddelen

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Voor geneesmiddelen geldt het verlaagde btw-tarief van 6%. In een arrest uit 2016 heeft de Hoge Raad een ruimere uitleg gegeven aan het begrip geneesmiddel dan de wetgever voor ogen stond. Volgens dat arrest kwalificeren zonnebrandmiddelen met UVA- of UVB-filter en natriumfluoridehoudende tandpasta als geneesmiddel. Het verlaagde btw-tarief is daardoor in meer gevallen van toepassing. Het kabinet stelt nu voor om de definitie van geneesmiddel in de Wet OB 1968 aan te passen. Vrijstelling geldt voor die geneesmiddelen waarvoor een handelsvergunning volgens de Geneesmiddelenwet is verleend of niet is vereist, met de bestaande uitbreiding voor voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen en voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen. De voorgestelde regeling ligt tot 14 augustus a.s. ter consultatie. Het is de bedoeling dat de gewijzigde tekst per 1 januari 2018 in de wet wordt opgenomen.

Uitspraak collectief bezwaar btw over privégebruik van een auto

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De Belastingdienst heeft sinds 2011 circa twee miljoen bezwaarschriften ontvangen in verband met de omzetbelasting inzake het privégebruik van een auto van de zaak. Deze bezwaarschriften hebben geleid tot een viertal procedures. In afwachting van de uitkomst van deze procedures zijn de overige bezwaarschriften aangehouden. De staatssecretaris heeft deze bezwaarschriften aangemerkt als massaal bezwaar. De Belastingdienst ging er tot nu toe vanuit dat de omvang van het privégebruik uit de administratie van een belastingplichtige moet blijken. Als dat niet het geval is, kan de ondernemer de forfaitaire regeling toepassen. De forfaitaire regeling houdt in dat bij de aangifte omzetbelasting over het laatste tijdvak van een kalenderjaar 2,7% van de waarde van de auto als omzetbelasting over het privégebruik wordt afgedragen.

De Hoge Raad heeft op 21 april 2017 arrest gewezen in de vier procedures. De Hoge Raad heeft voor het aantonen van het daadwerkelijke privégebruik nadere regels gegeven. Wanneer de administratie van een ondernemer geen gegevens bevat waaruit de omvang van het privégebruik is af te leiden en toepassing van de forfaitaire regeling tot een te hoge btw-heffing leidt, moet de omvang van het privégebruik in redelijkheid worden bepaald. De ondernemer zal in een dergelijk geval gegevens moeten verstrekken over de omvang van het privégebruik.
Na de arresten van de Hoge Raad heeft de inspecteur een collectieve uitspraak gedaan op de ingediende bezwaarschriften. Deze uitspraak is gepubliceerd in de Staatscourant en opwww.belastingdienst.nl. In de collectieve uitspraak worden de bezwaren ongegrond verklaard met uitzondering van de bezwaren inzake de lagere, werkelijke omvang van het privégebruik auto. De inspecteur biedt in de uitspraak een termijn van zes weken voor de nadere motivering van het bezwaarschrift. Tegen de collectieve uitspraak kan geen beroep worden ingesteld.

Status reactie verzoek fiscale eenheid omzetbelasting

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan bezwaar of beroep worden ingesteld tegen een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking. De vraag of de afwijzing van een verzoek om uitbreiding van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting een beschikking is, waartegen bezwaar kan worden gemaakt, beantwoordt Hof Den Haag bevestigend. Volgens de Wet op de omzetbelasting merkt de inspecteur ondernemers die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht een eenheid vormen, bij voor bezwaar vatbare beschikking aan als één ondernemer. De beslissing op een verzoek om uitbreiding van een bestaande fiscale eenheid valt naar het oordeel van het hof onder dezelfde bepaling van de Wet op de omzetbelasting.

Eerder had de rechtbank het bezwaar niet ontvankelijk verklaard. Volgens de rechtbank was de beslissing op het verzoek om uitbreiding van de fiscale eenheid geen voor bezwaar vatbare beschikking. De inspecteur had het verzoek afgewezen, omdat niet was voldaan aan de eis van onderlinge financiële, organisatorische en economische verwevenheid. De rechtbank moet nu nogmaals beslissen in deze zaak.

Nultarief omzetbelasting niet van toepassing

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De levering van goederen, die in verband met de levering worden vervoerd naar een andere lidstaat van de EU, valt onder het nultarief van de omzetbelasting. Aan toepassing van het nultarief is de voorwaarde verbonden dat in de andere EU-lidstaat omzetbelasting wordt geheven vanwege de intracommunautaire verwerving van die goederen. De toepassing van het nultarief moet blijken uit boeken en bescheiden in de administratie van de ondernemer die het nultarief wil toepassen. Dat betekent dat op de ondernemer de bewijslast rust voor het nultarief. Aan de bewijslevering zijn geen bijzondere eisen gesteld. Het is geen vereiste dat de afnemer de intracommunautaire verwerving heeft aangegeven. Ook is niet vereist voor de toepassing van het nultarief dat de leverancier heeft voldaan aan de verplichting om een opgave te doen van intracommunautaire transacties.

Hof Amsterdam oordeelde in een procedure dat een ondernemer niet aan zijn bewijslast voor toepassing van het nultarief had voldaan. Een factuur met het btw-nummer van een in een andere lidstaat gevestigde ondernemer en een betaling vanuit die andere lidstaat zijn volgens het hof onvoldoende bewijs voor vervoer van geleverde goederen naar een andere lidstaat. Bewijs van het vervoer van de goederen ontbrak. Evenmin was voldaan aan de voorwaarden om de levering als een afhaaltransactie aan te merken.

Eén of meer prestaties?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Voor de omzetbelasting geldt dat iedere prestatie afzonderlijk moet worden beschouwd. Onder omstandigheden kunnen afzonderlijke prestaties als één enkele handeling worden aangemerkt. Dat doet zich voor wanneer zij zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien één enkele en ondeelbare economische prestatie vormen, waarvan splitsing kunstmatig zou zijn. Ook wanneer sprake is van een hoofdprestatie en een of meer bijkomende prestaties wordt het geheel als één prestatie aangemerkt. Het belang van het aanmerken als één prestatie is gelegen in het tarief dat op de prestatie van toepassing is. Wanneer op alle onderdelen hetzelfde tarief van toepassing is, ontbreekt het belang.

Een organisator van obstacle runs verstrekte als tegenprestatie voor het inschrijfgeld aan de deelnemers ook een shirt met opdruk en een drankje bij de finish. Het shirt werd als wedstijdshirt aangemerkt. Volgens de algemene voorwaarden waren de deelnemers verplicht om het wedstrijdshirt te dragen tijdens het evenement, maar controle daarop vond niet plaats. Het shirt was niet lost te koop.

De deelname aan een sportevenement valt onder het lage tarief voor de omzetbelasting. De levering van kleding en de verstrekking van een drankje valt onder het normale tarief. De wedstrijdorganisator merkte de gecombineerde levering aan als één ondeelbare prestatie, die in zijn geheel onder het lage tarief viel. De rechtbank deelde deze opvatting niet. In de praktijk droegen de deelnemers het shirt niet tijdens de deelname en werd het achteraf uitgereikt. Nodig voor deelname was het dus niet. Dat gold ook voor het drankje bij de finish. De rechtbank paste de hoofdregel, dat elke prestatie zelfstandig moet worden beschouwd, in dit geval toe.

Volgens de rechtbank waren de levering van het wedstrijdshirt en het drankje geen bijkomende prestaties bij deelname. Een prestatie is bijkomend wanneer zij voor de afnemer geen doel op zich is, maar een middel om de hoofdprestatie aantrekkelijker te maken. Zowel de levering van het shirt als de levering van het drankje was volgens de rechtbank voor de deelnemers een doel op zich. Beide prestaties hebben zelfstandig een nuttige functie die losstaat van het meedoen aan de obstacle run. De levering van het shirt en van het drankje waren belast tegen het algemene tarief en deelden niet in het lage tarief van deelname aan de obstacle run.

Factuur uitgereikt voor aanvang prestatie

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De wet verplicht ondernemers om voor hun leveringen en diensten aan andere ondernemers een factuur uit te reiken. Ondernemers ontlenen aan deze factuur het recht op aftrek van de aan hen in rekening gebrachte omzetbelasting. Daarvoor moet de factuur wel voldoen aan de wettelijke eisen. De wet schrijft niet voor op welk tijdstip een factuur kan worden uitgereikt. Dit betekent dat een factuur kan worden uitgereikt voordat de overeengekomen prestatie is verricht. Een document dat voldoet aan vrijwel alle eisen die aan een factuur gesteld worden, kan als factuur worden aangemerkt.

Wel of geen factuur?
In een procedure voor Hof Den Bosch kwam de vraag aan de orde of een door een leverancier opgesteld document een factuur was. Het antwoord op deze vraag was bepalend voor het jaar waarin de afnemer recht op aftrek van voorbelasting had. Het document had betrekking op een nog te bouwen bedrijfspand en vermeldde een factuurnummer, de totale prijs en de daarover verschuldigde omzetbelasting. De Belastingdienst accepteerde het document niet als factuur en legde aan de afnemer een naheffingsaanslag op, ter correctie van de hem eerder verleende teruggaaf. Het hof stelde vast dat het document voldeed aan vrijwel alle voorwaarden die aan een factuur worden gesteld. De afnemer had de factuur niet betaald in 2008, maar de omzetbelasting wel in aftrek gebracht. De leverancier had de omzetbelasting niet in 2008 afgedragen, maar reikte in 2009 naarmate de bouw vorderde deelfacturen uit. De op die deelfacturen in rekening gebrachte omzetbelasting bracht de afnemer niet in aftrek. Hof Den Bosch accepteerde het document als factuur en vernietigde de naheffingsaanslag.

Het hof verwees in zijn uitspraak naar een arrest van het Hof van Justitie EU uit 2016. In dat arrest is geoordeeld dat de Belastingdienst aftrek van voorbelasting niet mag weigeren omdat de factuur niet voldoet aan alle formele voorwaarden wanneer de Belastingdienst weet dat is voldaan aan de materiële voorwaarden voor het recht op aftrek. In dit geval had de Belastingdienst ook rekening moeten houden met de in de aannemingsovereenkomst vermelde gegevens.

Notariële akte van levering is geen factuur

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Wie op een factuur omzetbelasting vermeldt, die hij op grond van de normale regels niet verschuldigd is, wordt die belasting verschuldigd op het tijdstip waarop hij die factuur uitreikt. De Hoge Raad heeft in een arrest van 4 maart 2016 gezegd dat een factuur een bescheid is waarop de betaling van een bedrag wordt gevorderd.

In eerdere arresten uit 1984 en 1989 heeft de Hoge Raad een notariële akte van levering als een factuur in de zin van de Wet op de omzetbelasting aangemerkt. Die opvatting laat de Hoge Raad nu los. Een notariële akte van levering houdt ten aanzien van prijs en omzetbelasting niet meer in dan de ten overstaan van de notaris afgelegde verklaring van partijen dat de koopprijs een bepaalde som bedraagt en dat daarover omzetbelasting verschuldigd is, en dat de verkoper kwijting verleent voor de betaling van de koopprijs. De betaling van een bedrag wordt in een akte van levering niet gevorderd. Gelet op het arrest van maart 2016 is een akte van levering geen factuur. De in de akte van levering vermelde omzetbelasting is niet op basis van die vermelding verschuldigd.

BV met leegstaande kantoorvilla is ondernemer voor omzetbelasting

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Ondernemer voor de omzetbelasting is iedereen die zelfstandig een bedrijf uitoefent. Voor de kwalificatie als ondernemer is niet van belang of er een winstdoelstelling is. Ook de met de activiteiten behaalde resultaten zijn niet van belang. Ook voorbereidende handelingen voor het verrichten van economische activiteiten moeten tot de economische activiteiten worden gerekend. Vooruitlopend op het ondernemerschap kan dus al een recht op aftrek van voorbelasting ontstaan.

In 2012 werd binnen een concern een nieuwe bv opgericht met als doel de handel in en het beheer en de verhuur van onroerend goed. Nog in dat jaar kocht de bv een deels gerenoveerde kantoorvilla van een gelieerde vennootschap. Deze vennootschap was begonnen met de renovatie maar was daarmee gestopt. De vraag was of de bv kwalificeerde als ondernemer voor de omzetbelasting. De renovatie van het pand was nog niet voltooid en het pand werd niet gebruikt. In de aangifte omzetbelasting over het laatste kwartaal van 2012 had de bv € 202 aan voorbelasting in aftrek gebracht. De Belastingdienst had de teruggaaf aanvankelijk verleend, maar later gecorrigeerd door het opleggen van een naheffingsaanslag.

De rechtbank ging ervan uit dat de bv het voornemen had om belaste prestaties te gaan verrichten, namelijk belaste verhuur of belaste verkoop van het pand. Omdat het ging om een monumentale villa met als bestemming kantoorpand lag zakelijke en belaste exploitatie voor de hand. De rechtbank vond het lange tijdsverloop tussen de ondernemershandelingen en de belaste prestaties verklaarbaar, gezien de slechte markt voor kantoorpanden. De bv had recht op aftrek van voorbelasting.