Wijzigingen inkomstenbelasting

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Eigen woning
Het eigenwoningforfait voor woningen met een WOZ-waarde tussen € 75.000 en € 1.060.000 bedraagt in 2018 0,70% van de waarde. Voor het deel van de WOZ-waarde boven € 1.060.000 geldt een verhoogd eigenwoningforfait van 2,35%. Aftrek van betaalde hypotheekrente in de vierde tariefschijf gaat tegen 49,5% in plaats van tegen het tabeltarief van 51,95%. Het percentage waartegen aftrek in de vierde tariefschijf wordt verleend daalt ieder jaar met 0,5%.

De rente in een uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) is onbelast als de uitkering in 2018 niet meer bedraagt dan € 164.000. De vrijstelling voor de KEW geldt alleen voor op 1 januari 2013 bestaande verzekeringen die voldoen aan alle voorwaarden.

De maximale vrijstelling voor kamerverhuur bedraagt in 2018 € 5.246.

Premies lijfrenteverzekeringen
Betaalde premies voor lijfrenteverzekeringen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Voor iemand die op 1 januari de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt bedraagt de aftrekbare premie, dat is de jaarruimte, in 2018 13,3% van de premiegrondslag. De jaarruimte is maximaal € 12.362. De jaarruimte wordt verminderd met de opbouw van pensioenaanspraken en dotaties aan de oudedagsreserve. Wie in de voorgaande zeven jaar de jaarruimte niet of niet geheel heeft benut, kan gebruik maken van een aanvullende aftrek. Deze reserveringsruimte bedraagt 17% van de premiegrondslag in het jaar van aftrek. Er geldt een maximum van € 7.167. Voor wie aan het begin van het kalenderjaar maximaal tien jaar jonger is dan de AOW-leeftijd wordt dit maximum verhoogd tot € 14.152. De premiegrondslag is het totaal van de winst uit onderneming, het resultaat uit werkzaamheden en het inkomen uit arbeid in het vorige jaar, met een maximum van € 105.075 en verminderd met de franchise ter grootte van € 12.129.

Voor tijdelijke oudedagslijfrenten geldt als voorwaarde voor aftrekbaarheid van de premie dat het bedrag van de jaarlijkse uitkering niet hoger mag zijn dan € 21.483. De uitkeringen mogen niet eerder ingaan dan in het jaar waarin men de AOW-leeftijd bereikt.

Wijzigingen loonbelasting 2018

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Werkkostenregeling
De vrije ruimte voor onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers bedraagt ongewijzigd 1,2% van de fiscale loonsom. Voor een maaltijd in een bedrijfskantine geldt als normbedrag € 3,35 per maaltijd. Voor huisvesting en inwoning geldt als normbedrag € 5,55 per dag.

Privégebruik auto
Werknemers met een auto van de zaak, die zij ook privé mogen gebruiken, worden geconfronteerd met een bijtelling bij hun salaris. De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde van de auto inclusief omzetbelasting. Bepalend voor de hoogte van het percentage van de bijtelling zijn de CO2-uitstoot en de datum van eerste toelating op de weg van de auto. Voor nieuw toegelaten auto’s geldt een verlaagde bijtelling van 4% wanneer zij geen C02-uitstoot hebben. In alle andere gevallen bedraagt de bijtelling 22%.

Tot en met 2016 golden nog verschillende verlaagde percentages. Deze verlaagde percentages en uitstootgrenzen gelden gedurende maximaal 60 maanden. Auto’s van voor 2017, waarvoor een verlaagd bijtellingspercentage geldt, vallen na de periode van 60 maanden onder de destijds geldende standaardbijtelling van 25% en niet onder het huidige algemene percentage van 22.

Pensioenrichtleeftijd
De pensioenrichtleeftijd is met ingang van 1 januari 2018 verhoogd van 67 naar 68 jaar. De verhoging van de pensioenrichtleeftijd heeft gevolgen voor de toegelaten opbouwpercentages voor beschikbare premieregelingen.

Bedragen kindregelingen 2018

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Kinderbijslag
Met ingang van 1 januari 2018 gelden de volgende bedragen per kind per kwartaal:

 Leeftijd kind  Bedrag
 0 t/m 5 jaar  € 198,38
 6 t/m 11 jaar  € 240,89
 12 t/m 17 jaar  € 283,40

Kinderopvang
De maximum uurprijzen voor dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang voor 2018 zijn als volgt:

  • dagopvang € 7,45;
  • buitenschoolse opvang € 6,95;
  • gastouderopvang € 5,91.

Kindgebonden budget
Voor het kindgebonden budget gelden de volgende bedragen op jaarbasis:

 Aantal kinderen  Inkomen tot € 20.450
 1  € 1.152
 2  € 2.129
 3  € 2.417
 4  € 2.705

Voor ieder volgend kind wordt het kindgebonden budget verhoogd met € 288. Verder geldt een verhoging van het kindgebonden budget voor 12- tot 15-jarigen van € 236 per jaar. De verhoging voor 16- en 17-jarigen is € 421 per jaar. Voor een alleenstaande ouder wordt het kindgebonden budget verhoogd met € 3.101. Het recht op kindgebonden budget vervalt als het vermogen in box 3 op 1 januari groter is dan € 113.415 voor een alleenstaande en € 143.415 voor partners. Bij een inkomen hoger dan € 20.450 daalt het kindgebonden budget met 6,75% van het meerdere inkomen.

Tarieven en heffingskortingen inkomstenbelasting 2018

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Tarieven box 1

 Inkomen van  tot  Jonger dan AOW-leeftijd  AOW-gerechtigd
 € 0  € 20.142  36,55%  18,65%
 € 20.142  € 33.994  40,85%  22,95%
 € 33.994  € 68.507  40,85%  40,85%
 € 68.507  51,95%  51,95%

Voor mensen, die de AOW-leeftijd hebben bereikt, geldt in de eerste twee schijven een lager tarief omdat zij geen AOW-premie hoeven te betalen.

Tarief box 2
Het tarief in box 2 bedraagt 25%.

Tarief box 3
Het belastingtarief in box 3 bedraagt 30% over een fictief rendement. Dat fictieve rendement wordt berekend over het vermogen in box 3 verminderd met de vrijstelling van € 30.000 per persoon. Sinds 2017 zijn er drie rendementsschijven. Voor de eerste schijf tot een bedrag van € 70.800 boven de vrijstelling geldt een fictief rendement van 2,02%. Voor de tweede schijf van € 70.800 tot € 978.000 geldt een fictief rendement van 4,33%. Voor de derde schijf, dat is al het vermogen in box 3 boven een bedrag van € 978.000, geldt een fictief rendement van 5,38%.

Heffingskortingen
De algemene heffingskorting bedraagt maximaal € 2.265. Vanaf een inkomen van € 20.142 daalt de algemene heffingskorting met 4,683% van het meerdere tot nihil  bij een inkomen van € 68.508. Voor mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt bedraagt de algemene heffingskorting maximaal € 1.157.

De arbeidskorting bedraagt maximaal € 3.249. Vanaf een inkomen van € 33.112 daalt de arbeidskorting tot nihil bij een inkomen van € 123.362.

De inkomensafhankelijke combinatiekorting bedraagt minimaal € 1.043. Vanaf een arbeidsinkomen van € 4.934 loopt deze korting op tot maximaal € 2.801 bij een inkomen van € 33.331. Voor mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt bedraagt deze heffingskorting maximaal € 1.431.

De levensloopverlofkorting is van toepassing bij opnamen uit het levenslooptegoed en bedraagt maximaal € 212 voor ieder jaar waarin bedragen zijn gestort in de levensloopregeling.

De jonggehandicaptenkorting bedraagt € 728.

De ouderenkorting bedraagt € 1.418 bij een inkomen tot € 36.346. Bij hogere inkomens bedraagt de ouderenkorting € 72.

Kamerbrief ontwikkelingen arbeidsmarkt

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Belangrijkste onderdeel van de brief betreft de Wet DBA. Deze wet is als vervanger van de VAR niet geworden wat ervan verwacht werd. Als opvolger wordt nu een nog te ontwikkelen webmodule genoemd, die opdrachtgevers duidelijkheid moet geven over een arbeidsrelatie door een opdrachtgeversverklaring. Het gezagscriterium, een van de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst, zal in de webmodule worden verduidelijkt. De webmodule zal meer rekening houden met de materiële in plaats van de formele kant. Tegelijkertijd moet schijnzelfstandigheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt worden voorkomen en moeten professionals aan de bovenkant van de arbeidsmarkt de nodige ruimte krijgen. De daarvoor benodigde maatregelen en de opdrachtgeversverklaring zouden per 1 januari 2020 in werking moeten kunnen treden.

De minister ziet op dit moment een alomvattend sociaal akkoord niet tot stand komen. Daarom stelt hij een aantal deeltrajecten voor. Het gaat om de volgende onderwerpen:

  1. de arbeidsmarkt van de toekomst;
  2. de vernieuwing van het pensioenstelsel;
  3. vaste en flexibele arbeid en arbeid en zorg;
  4. zzp-kwalificatie en ziekte en arbeidsongeschiktheid;
  5. de Participatiewet.

Ad 1. Door robotisering en digitalisering verandert de arbeidsmarkt. Om daar op in te spelen moeten werknemers zich blijven ontwikkelen en moeten vragen als hoe de zekerheid en de bescherming georganiseerd moeten worden en hoe de duurzame inzetbaarheid kan verbeteren beantwoord worden. De minister wil met werkgevers, werknemers en het onderwijsveld hierover in gesprek gaan.

Ad 2. Het pensioenstelsel zal moeten vernieuwen om het in de toekomst overeind te kunnen houden. Dat moet ervoor zorgen dat duidelijker wordt wat iemand aan pensioen heeft opgebouwd. Het moet ook makkelijker worden voor zzp’ers om mee te doen in het pensioenstelsel. Sterke elementen van het huidige stelsel zoals de collectieve uitvoering voor lage kosten, de risicodeling om levenslange uitkeringen mogelijk te maken en de verplichtstelling moeten behouden blijven. Het streven is om begin 2018 overeenstemming met de sociale partners te krijgen over de hoofdlijnen zodat in 2020 het wetgevingsproces kan worden afgerond.

Ad 3. Het kabinet wil de kloof tussen vaste en flexibele contracten verkleinen. De benodigde wetsvoorstellen worden in de loop van 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd, zodat zij uiterlijk per 1 januari 2020 in werking kunnen treden. Vaste contracten moeten aantrekkelijker worden door meer mogelijkheden voor een proeftijd, door de invoering van een cumulatie van ontslaggronden en aanpassing van de transitievergoeding.

Ad 4. Het kabinet wil een aantal maatregelen treffen om de lasten van werkgevers bij ziekte en arbeidsongeschiktheid van werknemers te verminderen. Het gaat om een collectieve regeling voor het tweede jaar loondoorbetaling voor kleine werkgevers en om halvering van de periode van premiedifferentiatie WGA. Het kabinet staat open voor voorstellen van de sociale partners om het draagvlak voor het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid te vergroten.

Ad 5. De loonkostensubsidie in de Participatiewet wordt vervangen door loondispensatie. Loondispensatie moet zorgen voor eenduidige regels voor werkgevers. Uitgangspunt is dat werken met loondispensatie moet lonen. De staatssecretaris van SZW heeft daarover een aparte brief gestuurd naar de Tweede Kamer.

Diverse uitkeringsbedragen 2018

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De uitkeringsbedragen van diverse sociale verzekeringen zijn gekoppeld aan het minimumloon. In verband met de verhoging van het minimumloon per 1 januari 2018 gaan ook de uitkeringsbedragen omhoog. Het gaat onder meer om de bijstandsuitkeringen, de inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en gewezen zelfstandigen (IOAW en IOAZ), de AOW-uitkeringen en de Anw-uitkeringen.

AOW

Gehuwden/samenwonenden  
per maand

€ 782,95

vakantie-uitkering € 51,01
totaal €  833,96
Gehuwden/samenwonenden met maximale toeslag (partner jonger dan 65 jaar)
per maand € 1.565,90
vakantie-uitkering € 102,02
totaal € 1.667,92
Alleenstaanden
per maand € 1.148,40
vakantie-uitkering € 71,42
totaal €  1.219,82

 De hierboven genoemde bedragen zijn exclusief de inkomensondersteuning AOW van € 25,76 bruto per maand.

Maximumdagloon (WW, WIA, WAO en ZW)
Uitkeringen uit de WW, de WIA, de WAO en de ZW worden per 1 januari 2018 verhoogd met 0,8%. Het maximumdagloon voor deze verzekeringen gaat per 1 januari 2018 omhoog van € 207,60 naar € 209,26 (bruto).

Kinderbijslag
De kinderbijslag per 1 januari 2018 bedraagt per kwartaal:

per kind van 0 t/m 5 jaar (70%) € 201,05
per kind van 6 t/m 11 jaar (85%) € 244,13
per kind van 12 t/m 17 jaar (100%) € 287,21

Belastingplan 2018 aangenomen

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De Eerste Kamer heeft het Belastingplan 2018 aangenomen. Behalve de PVV hebben alle partijen voor het wetsvoorstel gestemd. De Eerste Kamer heeft ook het wetsvoorstel dat de aftrek wegens geen of een lage eigenwoningschuld (de zogenaamde Hillenaftrek) geleidelijk afschaft aangenomen. Dit wetsvoorstel kreeg minder steun van de diverse fracties; PVV, SP, PvdA, SGP, 50PLUS en PvdD stemden tegen.

Opmerkelijk is hoeveel aandacht er bij de behandeling van de wetsvoorstellen die gezamenlijk het Belastingplan vormen is besteed aan het wetsvoorstel ter geleidelijke uitfasering van de aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld. Dat is een klein wetsvoorstel met relatief bescheiden gevolgen, maar politiek zeer beladen.

Onderzoek naar IKEA-rulings

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De Europese Commissie stelt een onderzoek in naar de belastingafspraken (rulings) die Nederland heeft gemaakt met IKEA. De aanleiding voor dit onderzoek is dat deze afspraken verboden staatssteun inhouden doordat IKEA wordt bevoordeeld ten opzichte van andere bedrijven. Het is niet de eerste keer dat Nederlandse belastingafspraken onderwerp zijn van onderzoek door de Europese Commissie. Eerder ging het om afspraken met Fiat en Starbucks.

Het IKEA-concern
Het IKEA-concern bestaat uit twee groepen van bedrijven. Inter IKEA is de rechthebbende op de naam en de formule, maar niet de eigenaar van de winkels. IKEA-winkels betalen 3% van hun omzet aan Inter IKEA Systems, een in Nederland gevestigde dochteronderneming van de Inter IKEA-groep.

Situatie tot 2011
De winst van Inter IKEA Systems werd aanvankelijk afgeroomd door de betaling van een jaarlijkse licentievergoeding aan de in Luxemburg gevestigde Inter IKEA Holding, eveneens onderdeel van de Inter IKEA-groep. Inter IKEA Holding was eigenaar van bepaalde intellectuele-eigendomsrechten die nodig zijn voor het door IKEA gehanteerde franchiseconcept. De jaarlijkse licentievergoeding die Inter IKEA Systems betaalde was in een ruling uit 2006 door de Belastingdienst geaccordeerd. De winst werd op deze manier verschoven naar Inter IKEA Holding in Luxemburg, maar daar niet belast omdat er een bijzondere belastingregeling van toepassing was. Inter IKEA Holding was daardoor in Luxemburg vrijgesteld van vennootschapsbelasting.

Situatie na 2011
Na een eerder onderzoek van de Europese Commissie werd de Luxemburgse bijzondere belastingregeling aangemerkt als verboden staatssteun. Met ingang van 2011 gold deze regeling niet meer en zou Inter IKEA Holding vennootschapsbelasting moeten betalen in Luxemburg. Om dat te voorkomen wijzigde Inter IKEA haar structuur. Inter IKEA Systems kocht de intellectuele-eigendomsrechten van Inter IKEA Holding. De aankoop werd gefinancierd met een lening van een in Liechtenstein gevestigde stichting. De Nederlandse Belastingdienst gaf in 2011 een nieuwe ruling af, waarin werd ingestemd met de prijs voor de aankoop van de intellectuele eigendom en met de rente die aan de moedermaatschappij in Liechtenstein moest worden betaald. Deze rente werd in aftrek toegelaten op de belastbare winst van Inter IKEA Systems in Nederland. De winst van Inter IKEA Systems werd daardoor niet langer naar Luxemburg maar naar Liechtenstein verschoven.

Onderzoek
De Europese Commissie gaat nu twee zaken op grond van de rulings onderzoeken:
1. Stemt de hoogte van de licentievergoeding, die Inter IKEA Systems aan Inter IKEA Holding betaalde, overeen met de bijdrage van Inter IKEA Systems aan de franchiseactiviteiten?
2. Stemmen de prijs die Inter IKEA Systems heeft betaald voor de intellectuele eigendom en de rente over de lening overeen met de economische realiteit?

Nederland en IKEA hebben de mogelijkheid opmerkingen te maken gedurende het onderzoek. De Europese Commissie verduidelijkt dat het instellen van een onderzoek niet wil zeggen dat de uitkomst ervan al vaststaat.

Gedifferentieerd premiepercentage Werkhervattingskas 2018

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Gedifferentieerd premiepercentage Werkhervattingskas 2018

Indien u als werkgever personeel in loondienst heeft waarvoor u premies sociale verzekeringen af moet dragen, heeft u onlangs bericht gekregen van de belastingdienst met betrekking tot het te betalen percentage in 2018.

Dit bericht is gekomen in de vorm van een “Mededeling Loonheffingen Gedifferentieerd premiepercentage Werkhervattingskas”.

Het is van het grootste belang dat wij dit percentage kennen om de afdrachten aan de belastingdienst goed te kunnen berekenen.

Zou u daarom zo vriendelijk willen zijn om deze mededeling, voor het geval u dat nog niet heeft gedaan, naar LDE Accountants te sturen? Bij voorkeur per mail naar lonen@ldeaccountants.nl, onze dank alvast daarvoor!

Heeft u nog vragen, neem dan contact met ons op (013-5340001).

Geleidelijke afbouw verrekening algemene heffingskorting

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Belastingplichtigen hebben recht op de algemene heffingskorting in de inkomstenbelasting. Belastingplichtigen zonder inkomen hebben slechts recht op uitbetaling voor zover zij een partner hebben die voldoende inkomen heeft om ook de heffingskorting van de andere partner te kunnen verrekenen met de door hem verschuldigde belasting. Vóór 2008 konden eenverdieners tweemaal de korting genieten. De algemene heffingskorting voor niet-verdienende partners wordt sindsdien geleidelijk afgebouwd naar nul in 2023.

Bij de Hoge Raad ligt een zaak over het verschil in fiscale behandeling tussen een- en tweeverdieners. Tweeverdieners hebben ieder recht op de volledige algemene heffingskorting, eenverdieners niet. De vraag in deze procedure is of de verlaging van de algemene heffingskorting voor de niet-verdienende partner in strijd is met onder meer het recht op het ongestoord genot van eigendom, het verbod op dwangarbeid, de vrijheid van (onder meer) gezinsleven en het discriminatieverbod.
De belanghebbende meent dat haar vrijheid van inrichting van haar gezinsleven wordt beperkt door de negatieve financiële consequenties van de keuze voor een eenverdienersgezin. De inbreuk op het recht op het genot van eigendom zou bestaan uit de vermindering van de huwelijksrechtelijke aanspraken jegens haar man door de niet-overheveling van een deel van haar heffingskorting naar haar man. Het verbod op dwangarbeid zou zijn geschonden doordat de belanghebbende om aanspraak te kunnen maken op de volledige heffingskorting gedwongen wordt om betaalde arbeid te verrichten.

De advocaat-generaal (A-G) is in zijn conclusie van mening dat het beroep in cassatie ongegrond verklaard moet worden. Naar zijn mening kan het onderscheid tussen een- en tweeverdieners gerechtvaardigd worden door legitieme doelen als de bevordering van de arbeidsparticipatie van vrouwen, het lonender maken van werken en de bevordering van de economische onafhankelijkheid van de minstverdienende partner. Het is te verwachten dat de Hoge Raad de conclusie van de A-G zal volgen.