Beleidsbesluit aanvullende coronamaatregelen

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

De staatssecretaris van Financiën heeft een aantal aanvullende maatregelen bekendgemaakt ter bestrijding van de economische gevolgen van de coronacrisis. De maatregelen betreffen de omzetbelasting, de loonheffingen, de belastingheffing van grensarbeiders, de autobelastingen en de belastingrente.

Omzetbelasting

De Europese Commissie heeft een vrijstelling van invoerrechten en omzetbelasting geregeld voor de invoer van goederen die nodig zijn in de bestrijding van het coronavirus. In aanvulling daarop blijft de uitleen van zorgpersoneel buiten de heffing van omzetbelasting, ongeacht de persoon van de uitlener. De inlener moet een zorginstelling of zorginrichting zijn die is vrijgesteld van omzetbelasting. De uitlener brengt alleen de brutoloonkosten in rekening, eventueel verhoogd met een opslag van maximaal 5%. Met deze uitleen mag geen winst worden beoogd of gemaakt. Het recht op aftrek van voorbelasting van de uitlener blijft in stand.

De gratis verstrekking van medische hulpmiddelen aan zorginstellingen, zorginrichtingen en huisartsen blijft buiten de heffing van omzetbelasting zonder gevolgen voor het recht op aftrek van voorbelasting voor de verstrekker.

Voor het aanbieden van online sportlessen geldt het verlaagde tarief van de omzetbelasting. 

Deze drie maatregelen gelden vanaf 16 maart tot 16 juni 2020.

Loonheffingen

Werkgevers hoeven vaste reiskostenvergoeding van werknemers niet aan te passen of tot het loon te rekenen als de werknemer door thuiswerken een gewijzigd reispatroon heeft. De werkgever mag blijven uitgaan van het reispatroon waarop de vergoeding gebaseerd is.

Door de huidige omstandigheden kan het zijn dat werkgevers bepaalde administratieve verplichtingen niet kunnen nakomen. De Belastingdienst zal zich in deze situaties soepel opstellen als de tekortkoming in de administratieve verplichting wordt hersteld zodra dit kan. 

Grensarbeiders

Grensarbeiders die gedurende de coronacrisis thuiswerken of thuis zitten met behoud van loon kunnen te maken krijgen met een verschuiving van het heffingsrecht over een deel van hun inkomen van werkstaat naar woonstaat. Met Duitsland is overeengekomen dat thuiswerkdagen van grensarbeiders in loondienst worden behandeld als werkdagen in de werkstaat, mits het daarop betrekking hebbende deel van het inkomen in de werkstaat wordt belast. Deze afspraak geldt van 11 maart tot en met 30 april en wordt daarna van maand tot maand verlengd. Met België is overleg over de behandeling van thuiswerkdagen gaande.

Loondoorbetaling gedurende tijdelijke inactiviteit wordt behandeld alsof de grensarbeider normaal heeft gewerkt.

In Duitsland werkende grensarbeiders kunnen Duitse inkomensondersteuning krijgen in de vorm van een netto uitkering. Als het totaal van Duitse uitkeringen in een kalenderjaar maximaal € 15.000 bedraagt, mag Nederland hierover belasting heffen. Dat is niet de bedoeling. Daarom stelt Nederland Kurzarbeitergeld, Insolvenzgeld en Arbeitslosengeld als gevolg van coronamaatregelen vrij van belasting. Deze vrijstelling (met progressievoorbehoud) geldt van 11 maart tot en met 31 december 2020.

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

Er geldt een vrijstelling van bpm voor kortstondig gebruik. Deze vrijstelling wordt gebruikt om een in het buitenland aangeschafte auto aan te bieden voor de keuring en inschrijving in het Nederlands kentekenregister. De vrijstelling kan een tweede keer worden aangevraagd als de keuring niet door kon gaan door de coronamaatregelen van de RDW.

De einddatum van de overgangsregeling voor taxi's die worden omgebouwd voor bijvoorbeeld rolstoelvervoer is verschoven van 1 april 2020 naar 1 juli 2020.

Het taxatierapport dat wordt gebruikt bij de aangifte bpm mag op dat moment niet ouder zijn dan één maand. De geldigheidstermijn van het taxatierapport is verlengd naar maximaal vier maanden.

Invorderingsrente

De invorderingsrente is voor een periode van drie maanden verlaagd naar 0,01%. Omdat de invorderingsrente is gekoppeld aan de betalingskorting kan de verlaging van het rentepercentage nadelig zijn voor ondernemers. Ondernemers kunnen bezwaar maken, waarna de betalingskorting alsnog zal worden toegekend. De door de Belastingdienst te vergoeden invorderingsrente blijft op het bestaande niveau van 4%.

Rapport commissie belastingheffing van multinationals

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën een commissie van deskundigen ingesteld die moet adviseren over maatregelen om de belastingheffing over winsten van multinationals eerlijker te maken. De commissie adviseert om structureel meer gegevens te verzamelen om het inzicht in de belastingafdracht van multinationals te vergroten. De commissie benadrukt het belang van Nederland om voorop te lopen in de internationale samenwerking op het gebied van winstbelastingen. Tot slot beveelt de commissie een “basisvariant” van eenzijdige grondslagverbredende maatregelen aan.

De commissie benadrukt het belang van stabiliteit en voorspelbaarheid van de fiscale regelgeving voor een eerlijke belastingheffing. De commissie heeft een vijftal zaken onderzocht:

  1. Het belang van de vennootschapsbelasting voor het vestigingsklimaat.
  2. De verhouding van de Nederlandse vennootschapsbelasting tot de winstbelasting in andere landen.
  3. De verandering van de vennootschapsbelastingopbrengsten in de tijd en in verhouding tot andere landen.
  4. Hoeveel vennootschapsbelasting multinationals in Nederland betalen in verhouding tot andere soorten bedrijven.
  5. Welke knelpunten in de vennootschapsbelasting kunnen bijdragen aan een onevenwichtige belastingafdracht van multinationals.

Internationale samenwerking is volgens de commissie de belangrijkste weg naar een goed functionerend internationaal belastingsysteem. In dat systeem moet belastingconcurrentie tussen landen aan banden worden gelegd.

Unilaterale beleidsopties voor Nederland

De commissie adviseert een “basisvariant” van maatregelen om de grondslag in de vennootschapsbelasting te verbreden. De commissie heeft daarbij twee doelstellingen gehanteerd.

  1. Het creëren van een ondergrens in de vennootschapsbelasting voor bedrijven met winstgevende activiteiten in Nederland.
  2. Het elimineren van verschillen ("mismatches") met het buitenland.

De basisvariant omvat de volgende maatregelen:

  1. Beperking van de verrekening van verliezen uit voorgaande jaren tot maximaal 50% van de belastbare winst, in combinatie met een onbeperkte verliesverrekeningstermijn.
  2. Beperking van de aftrek van aandeelhouderskosten tot een maximum percentage van de belastbare winst.
  3. Beperking van de aftrek van royalty’s tot een maximum percentage van de belastbare winst.
  4. Beperking van de aftrek van rente en aandeelhouderskosten en eventueel royalty’s gezamenlijk tot een maximum percentage van de belastbare winst.
  5. Maak de bestaande CFC-regels effectiever door uitgekeerde winsten te belasten en de uitzondering voor wezenlijke economische activiteiten aan te passen.
  6. Pas het arm’s-lengthbeginsel niet toe indien dit beginsel leidt tot een verlaging van de belastbare winst in Nederland als het andere land dat bij de transactie betrokken is de correctie niet in haar grondslag betrekt.
  7. Beperk de afschrijving op vermogensbestanddelen die binnen een concern zijn overgedragen voor zover het gaat om stille reserves die bij de overdracht niet voldoende belast zijn geweest.

Naast de basisvariant heeft de commissie enkele aanvullende maatregelen voorgesteld.

  1. Aanscherpen van de earningstrippingmaatregel door de aftrekbare rente te verlagen van 30 naar 25% van de EBITDA.
  2. Beperking van de aftrek van rente die samenhangt met de aankoop van deelnemingen.
  3. Uitbreiding van de aftrekbeperking van rente naar royalty- en huurbetalingen
  4. Beperking van de aftrekbaarheid van alle betalingen binnen concern die in het ontvangende land onvoldoende belast zijn.
  5. Uitbreiding van de bestaande CFC-maatregel naar actieve inkomsten.
  6. Invoering van een niet-conditionele bronheffing op rente en royalty’s.

Waardering grond op openingsbalans

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Bij het einde van een onderneming moet de ondernemer afrekenen met de Belastingdienst over de in de onderneming aanwezige meerwaarde.  Voor zover het bezittingen van de onderneming betreft bestaat de meerwaarde uit het verschil tussen de verkoopopbrengst of de waarde in het economische verkeer en de boekwaarde van de bezitting.

In een procedure bij de Hoge Raad was de boekwaarde van landbouwgrond in geschil. Omdat op grond niet wordt afgeschreven, betrof de discussie de waardering van de grond op de openingsbalans van de ondernemer. De grond was in verpachte staat aangekocht door de echtgenote van een landbouwer. Aanvankelijk verpachtte zij de grond aan haar echtgenoot. Per 31 december 2000 werd de nog lopende pachtovereenkomst beëindigd zonder enige vergoeding voor de pachter. De onderneming werd voortgezet in een maatschap tussen beide echtgenoten. De vrouw bracht het recht van gebruik en genot van de grond in. Zij rekende de grond tot haar buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen. Op de openingsbalans per 1 januari 2001 werd de grond opgenomen voor de waarde in vrij opleverbare staat.

Naar het oordeel van de Hoge Raad was dat niet terecht. Volgens de maatschapsakte kwam aan de echtgenoot het gebruiksrecht van de grond toe. Dat gebruiksrecht had een waardedrukkend effect. Dit waardedrukkende effect was aanwezig op het moment waarop de grond tot het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen van de echtgenote ging behoren omdat de grond toen niet meer in vrij opleverbare staat verkeerde. De waarde van de grond op de openingsbalans is gesteld op 50% van de waarde vrij opleverbaar

Aanbiedingsplicht bij verkoop woning geen reden voor verlaging eigenwoningforfait

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Een eigen woning is de onroerende zaak die de eigenaar anders dan tijdelijk ter beschikking staat als hoofdverblijf. De belastbare inkomsten uit eigen woning zijn de voordelen uit eigen woning verminderd met de aftrekbare kosten. De voordelen uit eigen woning bestaan uit het zogenaamde eigenwoningforfait. Dat is een percentage van de WOZ-waarde van de woning.

In een procedure voor Hof Den Bosch was de vraag aan de orde of de belanghebbende recht had op vermindering van het eigenwoningforfait. De belanghebbende baseerde zijn aanspraak op vermindering op de aanbiedingsplicht die hij bij de aankoop van de woning had geaccepteerd. Op grond van deze aanbiedingsplicht had de oorspronkelijke verkoper het recht de woning te kopen voor 50% van de waarde in het economisch verkeer. De belanghebbende had de woning met eenzelfde korting gekocht.

De eigenwoningregeling is gebaseerd op het uitgangspunt dat een belastingplichtige op zijn eigen woning een rendement in natura ontvangt in de vorm van woongenot. De omvang van het woongenot wordt niet verminderd door een beperking van de vervreemdingsbevoegdheid, zoals de aanbiedingsplicht. Het hof zag geen aanleiding om het eigenwoningforfait voor de belanghebbende te matigen.

Thuiswerken: wat mag ik als werkgever vergoeden?

» Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

Nu mensen meer dan gebruikelijk thuiswerken, komt ook de vraag welke fiscale gevolgen dat kan hebben in de relatie van werknemer en werkgever.

Welke kosten mag ik als werknemer aftrekken?

De extra kosten die u maakt en investeringen die u doet om (beter) thuis te kunnen werken, zijn niet aftrekbaar in uw aangifte inkomstenbelasting. Sterker nog, er liggen zelfs negatieve gevolgen op de loer bij uw reiskosten.

Zo is een werkgever in basis niet verplicht om reiskosten te betalen als u niet op het bedrijf komt werken. Maar zelfs als hij daartoe wel bereid zou zijn – of als dat zo is overeengekomen – mag uw werkgever na de zesde week geen onbelaste reiskostenvergoeding meer verstrekken. Hij is vanaf dat moment verplicht om loonbelasting in te houden op dan nog uitbetaalde reiskosten.
Toevoeging 15 april: Op dit punt is echter een wetswijziging aangekondigd, zodat het binnenkort mogelijk zal zijn om de reiskostenvergoeding toch te blijven verstrekken als te doen gebruikelijk. En dus onbelast voorzover dat voorheen ook gebeurde.

Wat mag ik als werkgever vergoeden bij thuiswerken?

Voor de werkgever zijn er anderzijds wel mogelijkheden om een werknemer fiscaal vriendelijk tegemoet te komen.

Zo mag u als werkgever zaken aanschaffen voor de werknemer als u dat nodig acht voor de goede uitoefening van diens werkzaamheden. Dat gaat dan bijvoorbeeld om gereedschap, computer en/of mobiele telefoon (alsmede de bijbehorende abonnementen) die door de werknemer zakelijk gebruikt worden.
Ook is het mogelijk om een werkblad, bureau, en of bureaustoel (die voldoen aan de ARBO-eisen) te verzorgen voor de werknemer. Hetzelfde geldt voor goede verlichting op de thuiswerkplek. Alles zonder dat daarover loonheffing verschuldigd zal zijn.

Zijn er zaken waarover u twijfelt in de mogelijke aanschaf? Laat het ons weten! Neem contact op met uw relatiebeheerder, met de heer Rob Gerlings of met Eric van Erve. We zijn u graag van dienst.

Blijf op de hoogte

Op de hoogte blijven van de belangrijkste maatregelen?
Laat uw e-mailadres achter en we sturen u een e-mail bij belangrijke updates en ontwikkelingen voor u als ondernemer m.b.t. het coronavirus.

    Vier maatregelen die u kunt nemen om de corona crisis het hoofd te bieden

    » Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

    In onze andere artikelen noemden we al de maatregelen die worden aangedragen vanuit overheden en banken n.a.v. het corona virus. Maar mogelijk kunt u zelf ook maatregelen in de bedrijfsvoering nemen om uw bedrijf zo goed mogelijk door deze tijden te loodsen.

    Hieronder doen we een viertal suggesties:

    1.    Vergroot het financieel inzicht

    Maak een liquideitsplanning en liefst zo dat deze makkelijk aan te passen is naarmate de tijd vordert en de omstandigheden wijzigen. Gebruik die planning om te zien hoe de onderneming de komende tijd door kan komen. En als dat niet het geval is, welke maatregelen nodig en mogelijk zijn. Maar ook: Is het staken van uw onderneming misschien wel de beste optie?

    In onzekere tijden geldt bovendien “cash is king”. Werk daarom aan uw incasso, factureer tijdig en overweeg betalingskorting om sneller betalen te stimuleren. Is het wellicht nodig om nieuwe financieringsbronnen te zoeken zoals factoring, crowdfunding of privé-financiering? Kan de voorraad verminderd worden? Is het nodig om afnemers in moeilijkheden een voorschot te laten betalen?

    2.    Blijf communiceren

    Houdt contact met uw debiteuren, met uw relatiebeheerder bij de bank en met uw relatiebeheerder bij ons kantoor. Als u niet aan uw verplichtingen kunt voldoen, zorg dan tijdig voor overleg met uw schuldeisers zodat er nog naar een oplossing gezocht kan worden.

    3.    Andere mogelijkheden

    Biedt de huidige situatie wellicht ook kansen? Als u gebruik maakt van de NOW regeling is het niet toegestaan om personeel te ontslaan, maar ze mogen wel anders ingezet worden. Liggen daar eventueel mogelijkheden?

    4.    Vastlegging van belangrijke posten

    Tenslotte: Leg vanaf het begin goed vast waar uw schade uit bestaat, ook al komt die schade nu (nog) niet voor vergoeding in aanmerking.
    Welke afspraken zijn niet doorgegaan, welke contracten zijn opgezegd, welke investeringen zijn waardeloos, welke kosten zijn voor niks gemaakt, wie heeft er niet betaald. Maar ook welke kosten zijn gemaakt om het personeel thuis te laten werken, wat is er extra betaald om de productie toch aan de gang te houden en wat heeft het gekost om in aanmerking te komen voor uitkeringen en uitstel door overheid en banken.

    Mocht u naar aanleiding van het bovenstaande vragen hebben, gelieve contact op te nemen met uw relatiebeheerder, met de heer Rob Gerlings of met Eric van Erve. We zijn u graag van dienst.

    Blijf op de hoogte

    Op de hoogte blijven van de belangrijkste maatregelen?
    Laat uw e-mailadres achter en we sturen u een e-mail bij belangrijke updates en ontwikkelingen voor u als ondernemer m.b.t. het coronavirus.

      Motiveringsvereiste concurrentie- en relatiebeding

      » Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

      Een concurrentie- en een relatiebeding in een arbeidsovereenkomst moeten schriftelijk zijn vastgelegd om geldig te zijn. Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid per 1 januari 2015 geldt naast het schriftelijkheidsvereiste ook een motiveringsvereiste voor deze bedingen in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. De werkgever moet schriftelijk motiveren dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Dit vereiste geldt niet voor arbeidsovereenkomsten die voor 1 januari 2015 zijn overeengekomen. Volgens vaste jurisprudentie is een eenmaal in een contract voor bepaalde tijd overeengekomen concurrentie- en/of relatiebeding ook geldig voor opeenvolgende verlengingen die onder gelijkblijvende voorwaarden zijn gesloten. 

      De vraag in een procedure bij de kantonrechter was of de werkgever bij de verlenging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na 1 januari 2015 aan het motiveringsvereiste had moeten voldoen. 

      De kantonrechter merkte de verlengde arbeidsovereenkomst aan als een nieuwe overeenkomst. De eerdere overeenkomsten voor bepaalde tijd waren van rechtswege geëindigd. Dit zou betekenen dat vanaf de verlenging in 2015 niet langer een concurrentie- en relatiebeding tussen partijen bestond. 

      De van toepassing zijnde cao bepaalde echter dat zodra een keten van maximaal drie opeenvolgende arbeidsovereenkomsten langer heeft geduurd dan 24 maanden er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat. In dit geval betrof het derde arbeidsovereenkomst op rij, na twee eerdere arbeidsovereenkomsten voor de duur van een jaar. Tussen partijen bestond dus een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt het motiveringsvereiste niet. Dat betekent dat de werknemer na zijn opzegging was gebonden aan het schriftelijk overeengekomen concurrentiebeding en relatiebeding.

      Aflossing rekening-courant via dividend

      » Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

      De rekening-courantschuld van een dga aan zijn bv liep in een reeks van jaren op van ruim € 700.000 in 2004 tot bijna € 1,4 miljoen in 2012. Nadat de inspecteur bij de aanslagslagregeling voor het jaar 2007 een uitdeling van € 815.000 in aanmerking had genomen vanwege een te hoge schuld aan de bv, kwam in de loop van het jaar 2014 een compromis tot stand. Het compromis werd in een vaststellingsovereenkomst vastgelegd.

      Volgens het compromis zou de bv dividend uitkeren aan de dga. Het na aftrek van dividendbelasting resterende bedrag zou worden gebruikt ter betaling van rente en aflossing op de schuld aan de bv. Daarnaast was het de dga niet toegestaan om nieuwe opnames in rekening-courant te doen. Wanneer dit wel zou gebeuren, zouden deze bedragen naast de dividenduitkeringen ook als uitdeling worden aangemerkt. Na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst heeft de bv dividend uitgekeerd van in totaal € 370.000. De bv heeft een bedrag van € 55.500 aan dividendbelasting ingehouden en afgedragen.

      De vraag was of de inspecteur het bedrag van het bruto dividend terecht in 2014 bij de dga in de heffing van inkomstenbelasting heeft betrokken als inkomen uit aanmerkelijk belang.

      Volgens de dga stond in de vaststellingsovereenkomst dat de belastingheffing over de dividenduitkeringen beperkt zou blijven tot de heffing van dividendbelasting. Met een overeenkomst op grond waarvan de dividenden belast zouden worden met een heffing van in totaal 25% zou hij niet akkoord zijn gegaan. De inspecteur voerde aan dat de vaststellingsovereenkomst is gesloten om het probleem van de hoge rekening-courantschuld aan de bv op te lossen. De tekst van de vaststellingsovereenkomst was door de gemachtigde van de dga opgesteld. Volgens de inspecteur bleek uit de correspondentie over de vaststellingsovereenkomst niet dat het de bedoeling was de heffing van inkomstenbelasting over het dividend achterwege te laten.

      Hof Den Haag was van oordeel dat de bewoordingen van de vaststellingsovereenkomst geen steun bieden aan de door de dga verdedigde uitleg daarvan. De vaststellingsovereenkomst bevat geen bepaling over hoeveel belasting is verschuldigd over het dividend. De bepaling waarin staat in hoeverre de bedragen aan uit te keren dividend moeten worden gebruikt voor de betaling van rente en aflossing op de schuld aan de bv houdt niet in dat er geen inkomstenbelasting bij de dga zal worden geheven over de dividenduitkeringen.

      Het hof merkte op dat de heffing van inkomstenbelasting over de aan de dga uitgekeerde dividenden rechtstreeks uit de wet voortvloeit. Als zijn gemachtigde in afwijking van de wettelijke regeling de dividenden uitsluitend in de heffing van dividendbelasting had willen laten betrekken, had hij dit aan de inspecteur duidelijk moeten maken. Ten slotte hoefde de inspecteur niet uit de context waarin de vaststellingsovereenkomst is gesloten te begrijpen dat de dga uitsluitend dividendbelasting wenste te betalen over de dividenduitkeringen. De vaststellingsovereenkomst leidde immers ook bij de heffing van inkomstenbelasting over de dividenduitkeringen tot een gunstiger uitkomst dan de door de inspecteur bij de aanslag over 2007 aangebrachte correctie. De belasting zou door het compromis later en gespreid over meerdere jaren worden betaald en de boete zou geheel komen te vervallen.

      Vermindering erfbelasting met schenkbelasting over fictieve verkrijging

      » Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

      Een schenking die binnen 180 dagen voor het overlijden van de schenker is gedaan wordt aangemerkt als een erfrechtelijke verkrijging. Dat betekent dat het bedrag van het erfdeel van de persoon die de schenking heeft ontvangen voor de berekening van de erfbelasting wordt verhoogd met het bedrag van de schenking. De over de schenking betaalde schenkbelasting vermindert het bedrag van de verschuldigde erfbelasting. De vermindering vindt plaats naar evenredigheid van de schenking ten opzichte van de totale erfrechtelijke verkrijging. Dat betekent dat niet het volledige bedrag van de schenkbelasting in mindering komt op de erfbelasting. Over de wijze waarop de vermindering wordt berekend heeft de Hoge Raad onlangs een arrest gewezen.

      In het kalenderjaar voor haar overlijden deed een moeder twee schenkingen aan haar zoon. De eerste schenking bedroeg € 5.000; de tweede € 80.000. Alleen de laatste schenking was binnen 180 dagen voor het overlijden van moeder gedaan. De schenkbelasting wordt berekend over het totaal van de schenkingen in een kalenderjaar. Over de ontvangen schenkingen betaalde de zoon € 7.972 aan schenkbelasting. 

      Het erfdeel van de zoon bedroeg inclusief de schenking € 105.358. De daarover berekende erfbelasting bedroeg € 8.521. Hof Arnhem-Leeuwarden berekende de vermindering van erfbelasting op het aan de schenking van € 80.000 toe te rekenen deel van de betaalde schenkbelasting. De berekening van het hof kwam uit op een vermindering van de erfbelasting met 80.000/85.000 x € 7.972 = € 7.503. 

      De Hoge Raad is van oordeel dat de vermindering niet hoger kan zijn dan het bedrag van de over de fictieve verkrijging geheven erfbelasting. Dat vloeit volgens de Hoge Raad voort uit de tekst van de regeling. De Hoge Raad heeft de vermindering berekend door de erfbelasting naar evenredigheid toe te rekenen aan de als erfrechtelijke verkrijging aangemerkte schenking. De vermindering kwam uit op een bedrag van 80.000/105.358 x € 8.521 = € 6.470. Dat is beduidend minder dan aan schenkbelasting is betaald.

      Twee belangrijke versoepelingen in TOGS-regeling

      » Wist je dat wij op zoek zijn naar een nieuwe collega (assistent) accountant? Lees snel verder!

      Er zijn op 7 april een tweetal belangrijke versoepelingen/goedkeuringen gekomen op de bestaande TOGS-regeling. Het gaat hier met name om de verruiming van de SBI-codes die in aanmerking komen of kunnen komen en de vestigingsvereiste.

      De lijst met SBI-codes zal verder worden verruimd vanaf 15 april aanstaande. De lijst met nieuwe SBI-codes vindt u hier.

      Daarnaast wordt de vestigingsvereiste versoepeld vanaf 15 april aanstaande. Het volgende citaat uit de Kamerbrief van gisteravond ter verduidelijking:

      In sommige sectoren, bijvoorbeeld in de sfeer van persoonlijke dienstverlening, is sprake van significante bedrijvigheid vanuit de eigen woning door sommige ondernemingen, terwijl er daarnaast andere ondernemingen zijn met meer grootschalige dienstverlening vanuit een fysieke vestiging met omvangrijke periodieke vaste lasten, terwijl de ondernemer staat ingeschreven op het huisadres. Dit geldt bijvoorbeeld in de sectoren haarverzorging en schoonheidsverzorging, maar bijvoorbeeld ook voor de houder van een manege op het eigen erf. Om de ondernemers met omvangrijke periodieke vaste lasten in aanmerking te laten komen voor de TOGS, zal er van hen een aanvullende verklaring worden gevraagd, waaruit moet blijken dat de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager een zekere minimale omvang hebben.

      Een andere versoepeling heeft te maken met een eventueel verkeerde verwerking van SBI-codes. Ondernemers die, op basis van hun hoofdactiviteit, menen in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming, maar zien dat zij geregistreerd staan onder een verkeerde SBI-code, kunnen dit melden bij RVO. RVO zal deze verzoeken dan per geval bekijken op redelijkheid en billijkheid, dan wel toetsen aan de economische activiteit waarmee de onderneming in het Handelsregister staat ingeschreven.